8/11/2017

De stop van de rivier

Vakanties stoppen niet als ze zijn afgelopen, ze ontwikkelen zich door. Omdat je geheugen dynamisch is. Mijn geheugen heeft een talent voor het vasthouden van leuke, grappige dingen en het vergeten van de irritaties, het urenlange wachten in een stinkende file, de eindeloze jacht op muggen in zweterige slaapkamers van vieze vakantiehuisjes, de onbeschofte bediening van arrogante Franse obers.
Omdat ik dit jaar niet met vakantie ga, een herinnering. Omdat die vaak beter zijn dan de vakantie zelf.
Jaren geleden was ik met mijn gezin in Villerville, Normandie. Het ligt tegenover Le Havre aan de monding van de Seine, in feite precies daar waar de rivier in zee stroomt.
We waren een uur daarvoor aangekomen na een week regen op een camping in de Bourgonge. Het was mijn eerste kampeerervaring en tevens mijn laatste. Gelukkig bestond het tweede deel van onze vakantie uit het verblijf in een prachtig Chambre d’Hotes: een negentiende eeuws Pippi langkous huis met uitzicht op de zee en de Seine.
We genoten van het idee dat we die nacht zouden slapen in kamers waar het niet stinkt naar koeienstal en waar ’s ochtends je kleren droog zijn; van een eigen badkamer waar je niet op de warme WC bril van je voorganger hoeft te zitten en van de luxe van een bed met een echt matras en een lattenbodem.
Voor het eten maakten we een wandeling over het strand dat bij laag water ongeveer vijftig meter breed is. Bij hoog water komt de zee tot aan de kade. Het hoogteverschil tussen hoog en laag water is daar meer dan vijf meter.
Toen we bij de rand van het water waren gekomen vroeg mijn zoontje of straks de zee weer hoog wordt. ‘Ja’, zei ik, ‘dat gaat altijd door. Steeds komt de zee op en gaat hij weer af.’ Ik twijfelde nog even of ik hem zou vertellen over de aantrekkingskracht van de maan, maar ik besloot het niet te doen. Ook al omdat ik zelf ook nooit helemaal precies weet hoe dat zit.
Tegen achten liepen we terug. De kinderen renden voor ons uit. Ik ademde de zeelucht in en wou dat alles altijd zo zou blijven.
Ineens bleef mijn zoontje staan. Hij keek naar de grond. Toen riep hij: ‘Pappa!’
Hij was duidelijk opgewonden over iets.
Ik liep naar hem toe.
‘Pappa’, riep hij nog een keer omdat ik niet snel genoeg liep naar zijn zin.
Toen ik er was zei hij: ‘Hier’ en hij wees op een rond gat tussen de stenen en het zand.
Ik zag aan zijn houding dat hij ontzettend trots was op z’n vondst, maar begreep niet wat hij bedoelde.
‘Wat is dat?’, vroeg ik.
‘Daar’, zei hij nog een keer triomfantelijk.
‘Ja’, zei ik, ‘ik zie het. Maar wat is dat?’

‘Dat’, zei hij terwijl hij zijn handen in z’n zij zette, ‘is de stop van de rivier.’