5/19/2010

Een avond met J. M. Coetzee

Mijn vriendin en ik gingen naar de ‘Literaire avond met J.M. Coetzee’ ter ere van de zeventigste verjaardag van de Zuid-Afrikaanse schrijver en nobelprijswinnaar. De avond werd georganiseerd door het genootschap Literair Haarlem dat een programma had samengesteld met lezingen en optredens waarvan wij veel verwachtten; het betrof hier immers een van de grootste hedendaagse schrijvers ter wereld. Daarbij zat hij zelf op de eerste rij.
De avond, die plaats vond in de voor eenderde gevulde grote zaal van de Philharmonie te Haarlem, werd geopend door de burgemeester waarna een bandje volgde dat wij niet kenden. Zij zongen een over vijf minuten uitgesmeerd acht-regelig gedichtje waarvan vooral de refreinregel ‘Dat is het Droste effect’ door de zanger, die overigens het hele lied met zijn handen in zijn zakken stond, eindeloos herhaald werd.
Daarna volgde een tweede lied, ditmaal gezongen door een zangeres in een rode jurk. Waar het over ging werd ons helaas niet duidelijk omdat de violist van het bandje al na een halve minuut de smaak zo te pakken had dat hij zijn ‘vullertjes’ niet meer beperkte tot de ruimte tussen de tekstregels, maar in een lange solo het lied tot het einde toe vol fiedelde zodat je weliswaar de mond van de zangeres zag bewegen, maar enkel de viool hoorde.
Toen was het de beurt aan literair criticus, Pieter Steinz. Hij had schema’s opgesteld waarin invloeden van andere schrijvers op het werk van Coetzee werden blootgelegd. Ter verduidelijking zouden deze op een groot scherm geprojecteerd worden. Dat bleek nog niet zo makkelijk want Steinz had kennelijk nog nooit met een laptop gewerkt en er moest dan ook een technicus het podium op komen om de schema’s te voorschijn te toveren. Toen dat na enige moeite gelukt was bleek het om met de hand geschreven, ingescande krabbeltjes te gaan die op een afstand van drie meter al niet meer te lezen waren. Maar niets weerhield de spreker ervan zijn half uur durend betoog af te maken, ook niet het feit dat voor elk nieuw onleesbaar schema de technicus weer op moest komen draven. En ook niet dat er ineens een Skype pop-up te voorschijn kwam met de, ditmaal wel leesbare, tekst: ‘Hoi schatje, tijdje weg geweest. Hoe is ‘t?’
Na zijn bijdrage was het weer tijd voor muziek. Er werd een sopraan aangekondigd die drie liederen van Schubert zou zingen, waarbij de door Goethe geschreven teksten op hetzelfde scherm te zien zouden zijn.
De zangeres, die een mooie gebloemde jurk aan, had kwam enthousiast het podium oplopen. ‘Wie is het feestvarken eigenlijk?’, vroeg ze vrolijk. Coetzee, die op de eerste rij zat, bleef voor zich uit kijken zoals hij dat al de hele avond had gedaan.
‘Ik wilde maar niets zeggen want er wordt al teveel gezegd’, ging de zangeres verder, ‘daarbij kunt de teksten toch meelezen.’
Dat bleek ijdele hoop.
Halverwege het eerste lied kreeg de zangeres het ook door; ze onderbrak haar pianiste en zei op het scherm wijzend: 'Dit klop niet'.
Dat had ze juist gezien en dus kwam de technicus het podium weer op lopen in een poging de de fout te herstellen maar het laatste schema van Steinz bleek niet meer van het scherm te branden hetgeen hem er uiteindelijk toe bracht de laptop maar gewoon dicht te klappen en het podium onverrichter zake te verlaten.
Hierop verliet de voorzitter van Literair Haarlem zijn plek op de eerste rij en liep naar achteren om even later zwetend terug te keren met de mededeling dat de tekst door omstandigheden niet zichtbaar was. Maar, vulde hij aan, de teksten stonden wel op een vel papier dat in de foyer lag en dat we voor aanvang mee hadden kunnen nemen. Helaas had vrijwel niemand dat gezien zodat de sopraan besloot tot een uitvoerige inleiding op de liederen.
We waren toen inmiddels anderhalf uur verder.
Gelukkig kwam daarna Nelleke Noordervliet die de avond in haar eentje redde met een mooie, geestige en boeiende lezing over de betekenis van het werk van Coetzee, waarbij ze geen technische hulpmiddelen gebruikte.
Aan het slot van de avond kwam de schrijver zelf op. Hij zei: ‘Bedankt voor de warme ontvangst’ (wat naar ik begreep voor zijn doen uitzonderlijk uitvoerig was), las drie bladzijden voor uit zijn laatste roman en vertrok weer.
Ik vroeg me af of hij ooit zo'n ontvangst had meegemaakt.