4/27/2016

Kapster

Afgelopen zondag was minister Bussemakers te gast bij WNL om te melden dat de Cito weer doorslaggevend wordt als de leraar een lager schooladvies geeft dan de uitkomst van de toets aangeeft.
Op zich begrijp ik dat wel, ware het niet dat ik de Cito, zoals ik vorige week in mijn column heb aangegeven,  een onrechtvaardige, stigmatiserende toets vind die slechts één soort intelligentie meet, nml analytische.
Hoezeer iedereen op die intelligentie gericht is bleek wel uit de reactie op een fragment uit 1970 dat WNL liet zien en waarin aan een meisje wordt gevraagd wat ze later wil worden.
Interviewer: Wat wil jij later worden?
Meisjes: … Kapster.
Ze wil kapster worden.
En luister nu hoe er dan in de studio gereageerd wordt.
Hahaha.
Rick Nieman: En dat moet worden? Rechter, hoogleraar, minister.
Mijn vraag is: waarom zou iemand niet de ambitie mogen hebben om kapper te worden? Zegt het niet meer over de vooroordelen van de aanwezigen: een meisje en dan ook nog kapper willen worden. Dat zou niet moeten mogen.
Maar belangrijker: waarom zou ze in godsnaam hoogleraar moeten worden of rechter of minister?
De reactie op dit fragment laat zien dat ons schoolsysteem er nog steeds op gericht is zoveel mogelijk mensen naar het hbo of de universiteit te brengen. Iets, zo heb ik me laten vertellen, dat nog stamt uit de tijd van de industriele revolutie, toen we meer dan genoeg  arbeiders hadden, maar veel te weinig analytisch opgeleide mensen.
Maar de wereld is veranderd en er is vandaag de dag volgens mij veel meer behoefte aan andere intelligenties: creatieve bijvoorbeeld, of praktische of visuele.
De Cito toetst iets dat we honderd jaar geleden nodig hadden.
De Engelse hoogleraar Ken Robinson, die al decennia lang pleit voor een andere benadering van onderwijs vertelt in zijn prachtige TedX lezing ‘How school kills creativity’ een mooi verhaal.
Het gaat over een muziekleraar in Liverpool, eind jaren vijftig, die op zeer ouderwetse manier les geeft, en die een jongen in de klas heeft die er niets aan vindt. Hij zit steeds omgedraaid in de les, let niet op. Aan het eind van het jaar krijgt hij een 3. Met de aantekening erbij dat hij geen enkel muzikaal gevoel heeft.
Dat was Paul McCartney.
Twee jaar later heeft hij weer zo’n jongen in de klas die niet meedoet en het verschikkelijk vindt. Ook hij krijgt een 3.
Dat was George Harrison.
Deze leraar had dus de helft van de meest vernieuwende en succesvolle band ter wereld in zijn klas, maar herkende hun talent niet.
            Misschien is dat wel wat me zo frustreert aan de Cito toets: het herkent talent niet.
Ik denk dat school zou moeten gaan om het herkennen van talent en ambitie. Natuurlijk, er moeten ook een aantal dingen gewoon geleerd worden, en het hoeft ook helemaal niet altijd leuk te zijn, en school is er ook om te leren af te zien en om fouten te maken, allemaal waar, maar uiteindelijk heeft zowel het kind als de maatschappij er veel meer aan om mensen af te leveren die iets doen wat ze interessant vinden, waar ze blij van worden.
Als kapper worden je gelukkig maakt, wie heeft dan het recht om daar meewarig over te doen?
Het lijkt in de hele discussie over ongelijke kansen in het onderwijs wel alsof er maar één doel is: alle leerlingen naar het hbo of universiteit.
Over die ongelijke kansen wil ik tot slot ook nog iets zeggen: er zal altijd ongelijkheid zijn. Een kind van laag opgeleide ouders heeft wat minder kans op een hoge opleiding dan een kind van hoog opgeleide ouders, al was het maar omdat het thuis minder vaak goed Nederlands hoort, of omdat niemand het kan helpen bij een rekensom. Of omdat het minder gemotiveerd wordt.

Omgekeerd geldt dat ook trouwens: een kind dat opgroeit in een villawijk in Wassenaar zal minder kans hebben om profvoetballer te worden dan een kind dat opgroeit in Betondorp. Omdat zijn vriendjes niet voetballen, omdat zijn ouders het niet stimuleren, of omdat hij geacht wordt rechter te worden of hoogleraar of minister.