4/04/2008

Vught

Vandaag was ik even terug in mijn geboortedorp.
Ik had een afspraak met iemand van het Nationaal Monument Kamp Vught in verband met een expositie waarvoor ze me gevraagd hebben een lied te schrijven.
Ik reed binnen over de N 65, een weg die dertig jaar geleden al te klein was voor het verkeer dat er overheen moet, langs de enige flat, onder het viaduct door langs het talencentrum Regina Celi dat door nonnen werd gesticht en waar nu expats voor heel veel geld een nieuwe taal leren. Langs mijn oude school, voorbij de stoplichten waar ik met mijn vrienden Bart en Tom stond te liften om na twee uur wachten te worden meegenomen door Bart’s vader omdat hij het zo zielig voor ons vond. Bij Restaurant de Vier Kolommen sloeg ik rechts af en reed langs ‘de ijzeren man’, een grote plas waar ik vaak naartoe ging en flirtte met meisjes die ik toch niet krijgen kon, richting het voormalig concentratiekamp.
Het viel me op dat alles kleiner was dan ik dacht: de huizen, de straten, het water. Zelfs de witte villa met de torens, met de exotische naam ‘Solskin’, was bij lange na niet zo indrukwekkend als in mijn herinnering. Werkt herinnering tegengesteld aan reizen met een trein: hoe verder weg je bent, hoe groter het wordt?
In mijn tijd was er nog geen monument. In de barakken van het voormalig concentratiekamp woonden Molukkers en wij, blanke jongens uit het villapark, durfden er geen stap te zetten. Ik reed over de Lunettenweg door het bos, langs de voormalige verblijven van de kampcommandanten die in gebruik zijn als kazerne, langs de gemoderniseerde barakken waar nog steeds Molukkers wonen en langs de hoge betonnen omheining met prikkeldraad van de Extra Beveiligde Inrichting, binnen welke muren zich de gevangenis van het voormalig concentratiekamp bevindt. Alles wordt dankbaar herbruikt.
Aan het eind van de weg lag het moderne, strakke gebouw waarin het Nationaal monument huist, vlakbij de fussiladeplaats met het immense kruis, dat toch niet zo immens bleek te zijn.
Ik kreeg een rondleiding en zag foto’s van een stoet mensen die van het station naar het kamp liep; langs het nonnenklooster, langs Solskin, langs de ijzeren man waar ik ongelukkig van liefdesverdriet, mij niet bewust was van wat zich op nog geen halve kilometer daar vandaan had afgespeeld.
Zo gaat dat met de tijd: de jaren vallen er over heen en ontnemen je het zicht. Alles wordt weer gewoon. Alsof er niets is gebeurd.
Het is goed dat er monumenten zijn.