8/03/2016

Omgaan met vrouwen

Er staat een interessante documentaire van The Gardian op internet over asielzoekers in Noorwegen die verplicht een cursus omgaan met vrouwen moeten volgen.
Ook in Nederland is er sprake van.
Het lijkt me wel wat, Sterker, ik zou er zelf ook wel op willen.
Ik kan wel wat begeleiding gebruiken bij het geven het het juiste antwoord op de vraag die ik elke ochtend weer krijg: ‘Vind je dat deze rok me dik maakt?’ Een vraag waarop ik, ook na zestien jaar relatie, het juiste antwoord nog niet heb gevonden.
Als ik ja zeg praat ze twee dagen niet meer met me, als ik nee zeg, zegt ze: dat zeg je alleen maar omdat ik anders twee dagen niet met je praat en als ik niks zeg, zegt ze: praat nou es tegen me.
Maar goed, misschien is dit meer iets voor de gevorderden cursus, want de basisprincipes van het respectvol omgaan met vrouwen zijn er bij mij wel ingeramd.
Ik ben namelijk opgegroeid in de jaren zeventig, op het hoogtepunt van de feministische golf, of beter gezegd: van de feministische terreur, in een dorp waar de meerderheid van de ouders en sowieso alle leraren op school PSP of PPR stemden.
Het was niet te doen, als jongen van zestien die stijf stond van de hormonen, want echt alles wat je deed of zei was verkeerd. Als je iets te lang naar een meisje keek was je een seksist; als je een deur voor haar openhield was je een machtswellusteling en als je vroeg of ze meeging naar huis was je een potentiele verkrachter.
In het uitzonderlijke geval dat je verkering kreeg, werden de afspraken door haar moeder vantevoren goed duidelijk gemaakt: jij doet de afwas, want vrouwen hebben dat al eeuwen gedaan; jij doet de boodschappen want het is veel te rolbevestigend als een vrouw dat doet en jij koopt nooit een kettinkje of een ringetje voor haar want dat zijn symbolen van mannelijk imperialisme.
Het is een wonder dat ik er zonder al te veel frustraties en complexen ben afgekomen. Althans dat zegt mijn psycholoog.
Er zijn nog wel wat overeenkomsten tussen het links feministische milieu in de jaren zeventig in Nederland en het streng islamitische milieu in sommige landen van waaruit asielzoekers komen: het rigide veroordelen van mannelijke, seksuele gevoelens; het dragen van lichaamsbedekkende kleding: de tuinbroek was de niqaab van de feministe; een soort kuisheidspolitie bestaande uit naar zweet ruikende, okselhaardragende vrouwen die andere vrouwen veroordeelden die zich naar hun zin te sexy kleedden.
Dat extreme feminisme duurde maar kort en verloor geleidelijk aan invloed; mannen mochten stukje bij beetje weer meer man zijn.
Voor vluchtelingen is dat veel lastiger: die zijn een levenlang doordrenkt met een idee en worden van de ene op de andere dag in een nieuwe wereld gekatapulteerd.
In de documentaire zie je mannelijke asielzoekers in een klasje zitten kijken naar een plaatje van een vrouw in een kort rokje. De docent zegt: je ziet hier een vrouw met een kort rokje. Daar bedoelt ze niets mee.
De mannen knikken braaf.
Of het helpt weet ik niet.
Wat ik wel weet is dat overal waar gedurende een langere tijd een te strenge moraal heerst, het vroeger of later misgaat.
Daarvoor hoef je niet naar het Midden Oosten. Kijk maar naar de groepsverkrachtingen in de katholieke kerk, denk maar aan Engeland waar ieder jaar wel weer een conservatief lid van het lagerhuis met een feilloze moraal over gezin en kinderen, gekneveld wordt aangetroffen in een SM kelder met een stofzuigerslang in zijn achterste.
De man is nou eenmaal een slaaf van zijn lusten. Hoe meer je die onderdrukt, hoe gestoorder hij wordt.