Ik vloog naar München om mijn ouders terug te rijden na een
vakantie die noodgedwongen twee weken langer had geduurd dan gepland.
Mijn moeder was namelijk in een ziekenhuis in Oostenrijk
beland en had daar een week doorgebracht. Op de dag dat ze ontslagen werd overstroomde
de rivier in het dorp zodat mijn ouders niet terug konden naar hun vakantiehuisje.
Zonder kleren, boeken, pillen, tandenborstels, vluchtten ze naar een hogergelegen
hotel en verbleven daar noodgedwongen de rest van de week. Omdat mijn vader er,
na alle heisa, tegenop zag om in zijn eentje dat hele eind terug te rijden,
haalde ik ze op.
Onderweg overnachtten we in de buurt van Würzburg in een
hotel middenin een klein dorp waar, zo bleek, het jaarlijkse ‘Gartenfest’ werd
gehouden; tot één uur in de nacht speelde een band jaren zeventig en tachtig
hits (‘I will survive’; ‘Hit the road Jack’; ‘I feel good’) ; de uren daarna
keerden de feestgangers via de steeg naast het hotel, waaraan mijn kamer lag,
terug naar huis. Ik deed mijn best om me niet op te winden, maar slaagde daar
niet in. Er zijn weinig dingen zo irriterend als schreeuwende, dronken Duitsers
onder je hotelraam. Uiteindelijk viel ik tegen een uur of drie in slaap, om
tegen zessen gewekt te worden door de punktliche schoonmaakploeg die het plein dat vol lag
met bierflesjes begon schoon te vegen.
Aan het ontbijt vroeg ik mijn ouders of ze last hadden gehad
van het feest.
‘Ging het nog lang door dan?’, vroeg mijn vader verbaasd. Dat
is het voordeel van ouder worden: je doet je gehoorapparaat af en hebt van
niemand meer last.
Mijn moeder had het wel gehoord, maar ze had zich er niet aan
gestoord.
Als je net een hartaanval en een overstroming hebt overleefd maak je je
niet meer druk over een nachtje minder slaap.