12/27/2006

Zen en de kunst van het tennisspel

In Vrij Nederland een mooi stuk over Martin Simek die de tweelingbroertjes Tim en Marlon begeleidt op hun lange weg naar tennisroem. De ene, Marlon, heeft veel talent maar traint te weinig, de ander, Tim, heeft minder talent maar werkt hard.
Het is een ontroerend verhaal omdat de jongens geen moeder meer hebben en niet weten wie hun vader is en omdat Simek zich over hun ontfermt.
Maar het stuk trof me ook omdat ik sinds deze zomer het beeld dat ik van mezelf heb, noodgedwongen aan het bijstellen ben onder invloed van mijn ervaringen op de tennisbaan.
Ik zal het uitleggen.
Ik heb mezelf altijd gezien als iemand die matig getalenteerd is, maar die door hard werken toch een eindje komt. Een soort Tim dus. Dat geldt in principe voor alles wat ik doe (studeren, optreden, zingen, een boek schrijven), dus ook voor sporten. Zo heb ik als kind redelijk veel getennist.
Deze zomer heb ik de draad, na twintig jaar geen racket te hebben aangeraakt, weer opgepakt (we wonen sinds kort vlakbij een tennisbaan) en zie, het gaat veel beter dan ik dacht. En dat vind ik niet alleen; de trainer bij wie ik elke week les neem zei me laatst dat hij het jammer vindt dat we elkaar niet dertig jaar eerder tegen zijn gekomen want dan had ik volgens hem heel ver kunnen komen. Omdat het mogelijk is dat hij dat tegen iedereen zegt, heb ik het even gecheckt bij wat mensen die ook les van hem hebben, maar die hadden dat nog nooit te horen gekregen, dus ik denk wel dat hij het meent.
Ik schrijf dit niet om op te scheppen over hoe goed ik zou hebben kunnen tennissen als ik het maar had geweten toen ik tien was en de goede trainer tegen het lijf was gelopen; ik schrijf dit omdat het mijn hele zelfbeeld deed wankelen: misschien ben ik getalenteerder dan ik denk, maar ontplooi ik mijn talenten niet (genoeg). Misschien ben ik eigenlijk een soort Marlon.
Ik herinner me de frustraties op de tennisbaan als het niet ging. En dat gebeurde nogal eens, want ik trainde veel te weinig om mijn slagen te kunnen controleren.
Hoezeer herkende ik het adagium van Marlon: "Of ik speel als een god of ik speel helemaal niet". Ook bij mij moest het allemaal meteen goed gaan, anders had ik er geen lol in.
"Talent verplicht", zegt Simek in het stuk. "Het is een zegen en een vloek tegelijk. Als je het niet optimaal benut, ben je er veel slechter aan toe dan de talentlozen. Dan word je een ongelukkig mens."
Was ik daarom zo rusteloos als ik thuis zat en naar Wimbledon keek?
Ik pieker me suf sinds ik weer tennis. Ben ik Tim of Marlon? Of iets ertussenin? Ben ik te lui (Perfectionisme is volgens Simek een geraffineerde vorm van luiheid) of te fanatiek?
Of ben ik te laf? Misschien is tegen jezelf zeggen dat je niet zoveel talent hebt wel een vorm van zelfbescherming: als het niet lukt hoef je jezelf niets te verwijten.
Ik ga hard trainen deze winter.