7/24/2016

Parijs

Ik was de afgelopen week in Parijs. Het Parijs van de aanslagen, het Parijs van de noodtoestand, het Parijs van de angst. Althans, dat is wat ik verwachtte aan te treffen op basis van de berichten in Nederland: een angstige stad. Met veel militairen, veel politie, schichtig om zich heen kijkende mensen.
Ook vanochtend weer stond er een artikel in de Volkskrant met als kop: Israelisering van Frankrijk in volle gang.
Ik heb er niets van gemerkt: alles was nog hetzelfde als vorig jaar en de jaren daarvoor: de overvolle terrassen, de bijdehandte obers, het heerlijke eten, de veel te hoge rekeningen, de dames in korte jurkjes, de pislucht onder de bruggen.
We fietsten langs de Bataclan, langs de terrassen waar vorig jaar nietsvermoedende cafegangers werden neergemaaid.
Overal zat het vol, overal werd gelachen, overal werd gedronken. Het ongebroken Joie de vivre als middelvinger naar Abdeslam en z’n treurige vriendjes.
Ik geef onmiddellijk toe dat mijn observaties wetenschappelijk niet veel voorstellen, maar toch: ik ben er vijf dagen geweest en ik heb niets gemerkt van enige dreiging.
Volgens mij zijn de Fransen totaal niet geintimideerd door de aanslagen.
En dat vind ik heel geruststellend.
We hebben nogal eens wat aan te merken op de Fransen: ze zijn arrogant, chauvinistisch, ze vinden zichzelf geweldig en dat willen ze weten ook. Kijk maar naar de musea, de kerken, de bruggen, de winkels. Alles ademt grootsheid, zelfgenoegzaamheid. Dat is allemaal waar, maar als het gaat om het bewaken van hun manier van leven, kunnen we nog een voorbeeld aan ze nemen
Frankrijk blijft Frankrijk, wat er ook gebeurt.
Om een voorbeeld te noemen: het land is de afgelopen decennia nauwelijks ver-Amerikaniseerd: je vind er bijna geen McDonalds; je moet goed zoeken naar een Starbucks.
Nederland is in vijftig jaar een ander land geworden, kijk maar naar de winkelstraten: die zijn in elke dorp, in elke stad hetzelfde: met een Etos, een Albert heijn, een C&A, een Xenos.
Frankrijk niet.
Goed, de auto’s, de bussen, de scooters zijn moderner, maar ze razen nog steeds oorverdovend hard over de kasseien.
Goed, er is wifi in het hotel, maar daar moet je extra voor betalen, en dat doe je maar een keer omdat het internet zo traag is dat je er niets mee kan.
Goed, er is een fietsenplan, de Velib Velo, maar om een fiets te kunnen bemachtigen moet je een menu van twintig stappen door dat je alleen kunt begrijpen als je Frans hebt gestudeerd.
Frankrijk gaat mee met de tijd als een ezel die geen zin heeft om nog een stap te verzetten; Nederland omarmt alles wat nieuw is als een kwispelende hond die op het punt staat uitgelaten te worden.
Als er een land is dat aanslagen kan weerstaan, is het Frankrijk wel. Nog geen honderd aanslagen zal de Fransoos veranderen.
Zelfs als heel Frankrijk is uitgemoord en er nog maar een Fransman over is, gaat hij op een terras zitten, steekt een sigaret op en zegt: ‘Garcon, un pernod, s’il vous plait’.
In bovengenoemd artikel in de Volkskrant beschrijft de journalist Paris Plage: een kade langs de Seine waar ze ieder jaar zand storten en palmbomen neerzetten zodat er een strandje ontstaat. De journalist merkt op dat het dit jaar niet erg leuk meer is omdat het volstaat met betonnen bakken en omdat er overal zwaarbewapende politie rondloopt.
Ik zag wat anders: ik zag dat alle ligstoelen bezet waren, ik zag de mensen verliefd naar elkaar en naar het water staren, ik ze drinken en lachen.

Ik zag in Parijs wat de kracht is van behoudzucht en chauvinisme: iedere buitenstaander bijt er op den duur zijn tanden op stuk, zelfs een terrorist.