1/10/2018

milde diversiteit

Ik wilde het nieuwe jaar ambitieus beginnen: met het onderwerp discriminatie.
Of liever: met mijn worsteling met het begrip discriminatie.
Het gaat er namelijk vaak over: of het nou de zwarte piet discussie is, of die over metoo, of die over etnisch profileren.
Ik dacht, laat ik beginnen met de definitie in de Dikke van Dale. Daar staat bij discriminatie: het maken van ongeoorloofd onderscheid.
Ik schrok daar een beetje van, want ik maak de hele dag ongeoorloofd onderscheid. Vooral op basis van uiterlijke kenmerken.
Laat ik een voorbeeld geven:
Als er hier in de studio een man binnenkomt met een ribbroek aan, een V-hals trui, een gestreept overhemd, haar in een scheiding, hoornen bril, dan denk ik: Bussum of Wassenaar of Bloemendaal, gestudeerd, waarschijnlijk bankier of misschien een arts. Dan denk ik hetero, stemt VVD of CDA, is lid geweest van het corps. Kortom, ik maak een heel plaatje, volledig gebaseerd op zijn uiterlijk.
Ik vind zelf niet dat ik discrimineer, maar uitgaande van de definitie doe ik dat wel. Ik baseer mij geheel op mijn (ongeoorloofde) vooroordelen.
De vraag is: wanneer is onderscheid maken geoorloofd en wanneer niet?
Sylvana Simons pleit met haar partij voor radicale gelijkwaardigheid. Ik moest even wennen aan die woordkeuze. Het zijn woorden die elkaar bijna tegenspreken, vind ik. Radicaal veronderstelt streng. Rigoreus. Rigide. Terwijl gelijkwaardigheid juist een mild woord is. Het veronderstelt compassie met iemand die anders is. Juist niet rigide.
Maar ik begrijp haar wel: ze wil gewoon dat iedereen gelijk behandeld wordt. Dat wil ik ook.
Het ingewikkelde is dat je voor gelijke behandeling van mensen juist onderscheid moet maken. Zo zijn er bijvoorbeeld voorscholen voor kinderen van allochtone ouders, om hun taalachterstand weg te werken, zodat ze met gelijke kansen aan de lagere school kunnen beginnen. Dat is heel goed, tegelijkertijd stigmatiseert het ook.
Desalniettemin kan je volgens mij zeggen dat dit een geoorloofd onderscheid is.
Maar nu het volgende: mijn zoon van vijftien vertelde dat als hij met een van zijn vrienden die half Marokaans is, naar een winkel gaat, hij duidelijk meer in de gaten wordt gehouden dan als hij er met een wit vriendje heen gaat.
Dat vind ik verschrikkelijk voor die jongen en zeer onterecht. En toch begrijp ik die winkeliers ook. Omdat jongens van Noord Afrikaanse afkomst relatief meer winkeldiefstallen plegen.
Discrimineren die winkeliers? Ja, zeker. Begrijp ik dat ze dat doen? Ja. Vind ik het erg voor die jongen? Ja, verschrikkelijk.
                        Zie hier mijn worsteling.
Je kan discriminatie afwijzen, maar in praktijk zijn er vijftig tinten discriminatie. Ongeoorloofd, maar soms toch begrijpelijk.
Luister even naar het volgende fragment uit het radioprogramma de Taalstaat van afgelopen zaterdag:
Frits Spits: Marjolein van de Gender goedemorgen
M: Goeiemorgen
FS: Hoe lang leef jij al in de digitaalstaat?
M: Sinds oktober 2010
FS: En waar kom je vandaan, want je klinkt Zuidelijk?
M: Uit Tilburg
            Is dit nou discriminatie of niet? Waarschijnlijk vind u van niet. Maar wat als de gast Surinaamse roots had gehad en Spits had gezegd: waar kom je vandaan, want je klinkt Surinaams?
Even los van de paar gekken die oprecht menen dat het ene ras verheven is boven het andere, denk ik dat de meeste mensen mild racistisch zijn. Overigens ook mensen die zelf het slachtoffer van discriminatie zijn.
Ik geloof dat we beter kunnen accepteren dat dat zo is.
Het gevaar van te fanatiek streven naar een wereld zonder discriminatie is dat er een onleefbare samenleving ontstaat; een soort discriminatiepolitie; racismerazzia’s.
Ik ben in theorie voor radicale gelijkwaardigheid, maar in praktijk voor milde diversiteit.