Ik wilde het nieuwe jaar ambitieus beginnen: met het
onderwerp discriminatie.
Of liever: met mijn worsteling met het begrip discriminatie.
Het gaat er namelijk vaak over: of het nou de zwarte piet
discussie is, of die over metoo, of die over etnisch profileren.
Ik dacht, laat ik beginnen met de
definitie in de Dikke van Dale. Daar staat bij discriminatie: het maken van ongeoorloofd
onderscheid.
Ik schrok daar een beetje van, want ik maak de hele dag
ongeoorloofd onderscheid. Vooral op basis van uiterlijke kenmerken.
Laat ik een voorbeeld geven:
Als er hier in de studio een man
binnenkomt met een ribbroek aan, een V-hals trui, een gestreept overhemd, haar
in een scheiding, hoornen bril, dan denk ik: Bussum of Wassenaar of Bloemendaal,
gestudeerd, waarschijnlijk bankier of misschien een arts. Dan denk ik hetero,
stemt VVD of CDA, is lid geweest van het corps. Kortom, ik maak een heel
plaatje, volledig gebaseerd op zijn uiterlijk.
Ik vind zelf niet dat ik
discrimineer, maar uitgaande van de definitie doe ik dat wel. Ik baseer mij
geheel op mijn (ongeoorloofde) vooroordelen.
De vraag is: wanneer is
onderscheid maken geoorloofd en wanneer niet?
Sylvana Simons pleit met haar
partij voor radicale gelijkwaardigheid. Ik moest even wennen aan die woordkeuze.
Het zijn woorden die elkaar bijna tegenspreken, vind ik. Radicaal veronderstelt
streng. Rigoreus. Rigide. Terwijl gelijkwaardigheid juist een mild woord is.
Het veronderstelt compassie met iemand die anders is. Juist niet rigide.
Maar ik begrijp haar wel: ze wil gewoon dat iedereen gelijk
behandeld wordt. Dat wil ik ook.
Het ingewikkelde is dat je voor
gelijke behandeling van mensen juist onderscheid moet maken. Zo zijn er
bijvoorbeeld voorscholen voor kinderen van allochtone ouders, om hun
taalachterstand weg te werken, zodat ze met gelijke kansen aan de lagere school
kunnen beginnen. Dat is heel goed, tegelijkertijd stigmatiseert het ook.
Desalniettemin kan je volgens mij zeggen dat dit een
geoorloofd onderscheid is.
Maar nu het volgende: mijn zoon
van vijftien vertelde dat als hij met een van zijn vrienden die half Marokaans
is, naar een winkel gaat, hij duidelijk meer in de gaten wordt gehouden dan als
hij er met een wit vriendje heen gaat.
Dat vind ik verschrikkelijk voor die jongen en zeer
onterecht. En toch begrijp ik die winkeliers ook. Omdat jongens van Noord
Afrikaanse afkomst relatief meer winkeldiefstallen plegen.
Discrimineren die winkeliers? Ja, zeker. Begrijp ik dat ze
dat doen? Ja. Vind ik het erg voor die jongen? Ja, verschrikkelijk.
Zie hier mijn worsteling.
Je kan discriminatie afwijzen, maar in praktijk zijn er
vijftig tinten discriminatie. Ongeoorloofd, maar soms toch begrijpelijk.
Luister even naar het volgende
fragment uit het radioprogramma de Taalstaat van afgelopen zaterdag:
Frits Spits: Marjolein van de
Gender goedemorgen
M: Goeiemorgen
FS: Hoe lang leef jij
al in de digitaalstaat?
M: Sinds oktober 2010
FS: En waar kom je
vandaan, want je klinkt Zuidelijk?
M: Uit Tilburg
Is dit nou
discriminatie of niet? Waarschijnlijk vind u van niet. Maar wat als de gast
Surinaamse roots had gehad en Spits had gezegd: waar kom je vandaan, want je
klinkt Surinaams?
Even los van de paar gekken die
oprecht menen dat het ene ras verheven is boven het andere, denk ik dat de meeste
mensen mild racistisch zijn. Overigens ook mensen die zelf het slachtoffer van discriminatie
zijn.
Ik geloof dat we beter kunnen
accepteren dat dat zo is.
Het gevaar van te fanatiek
streven naar een wereld zonder discriminatie is dat er een onleefbare
samenleving ontstaat; een soort discriminatiepolitie; racismerazzia’s.
Ik ben in theorie voor radicale gelijkwaardigheid, maar in
praktijk voor milde diversiteit.