1/15/2009

Boekenclub

Ik stel me bij boekenclubs altijd een stel dames voor die in een groot huis bij een knapperend haardvuur, onder het genot van een paar flessen rode wijn en toastjes met kaas een uur lang over een boek praten om de rest van de avond het drama in hun eigen leven te bespreken. En zo hoort het ook, want goede literatuur zet aan tot introspectie.
Af en toe word ik, via via, gevraagd om aanwezig te zijn en meestal doe ik dat met veel plezier, omdat ik nou eenmaal graag over mijn werk praat een een zekere ijdelheid mij niet vreemd is. En omdat ik de illusie heb dat de revolutie onderop begint. Een beetje zoals een politicus die op een zeepkist op de markt gaat staan om zijn boodschap te verkondigen. Of zoals een Jehovagetuige redeneert: elke gewonnen zieltje is er een.
Gisteren was ik te gast bij een boekenclub die geheel aan mijn verwachtingen voldeed. Toen ik binnen kwam zaten de negen dames, die een een uur voor mijn komst bij elkaar gekomen waren om DHVDA eerst zonder mij te bespreken en om vragen te bedenken, klaar in een grote kring rond de haard.
Het werd een leuke avond waarbij ik mezelf af en toe iets te koket vond (zo kwalificeerde een collega schrijver mijn optreden een keer toen ik een lezing hield en sindsdien ben ik steeds bang dat ik te ‘koket’ ben) en waarbij het me weer eens opviel dat de interpretatie van een boek toch vooral iets zegt over de lezer.
Overigens heeft de situatie altijd iets raars omdat je weet dat niemand in zo’n club helemaal eerlijk tegen de schrijver durft te zijn. In mijn bijzijn benoemt men de positieve kanten van het boek nou eenmaal makkelijker dan de negatieve.
Behalve die ene keer anderhalve maand geleden.
Achteraf had ik het kunnen weten toen ik uit mijn auto stapte, de winderige parkeerplaats overliep naar de ingang van een jaren zeventig flat en de lift nam naar de achtste verdieping waar ik ontvangen werd door twee vrouwen en twee MANNEN die met een kopje rooibosthee aan de keukentafel op mij zaten te wachten. Geen haard, geen wijn, geen huiskamer.
‘Je zult wel zenuwachtig zijn om te horen wat we van je boek vinden, he’, begon een van de twee vrouwen nog voor ik goed en wel zat.
‘Er zaten best mooie stukken in, hoor’, zei de andere vrouw die een rode bril droeg ‘maar ik vind dat je ook recht hebt op kritiek.’
Ik ging zitten en kreeg een kopje zure thee voorgeschoteld waarna de bijeenkomst begon.
‘Laten we maar beginnen met wat we mooi vonden’, stelde de vrouw met het rode brilletje voor.
‘Ah, een slecht nieuws gesprek’, lachte ik in een poging mijn irritatie te verbergen.
Het viel even stil aan tafel.
‘Goed’, ging de andere vrouw verder, ‘iedereen heeft een lijstje gemaakt met wat hij goed vond...
‘... en met wat ie niet goed vond’, vulde de vrouw met de bril, aan wie ik inmiddels een hekel begon te krijgen, aan.
‘Rob, wil jij beginnen?’
Rob begon te vertellen wat hij mooi vond.
Daarna waren de anderen aan de beurt.
Toen ze door de positieve punten heen waren begon het deel van de bijeenkomst dat nog het meeste weg had van een verhoor.
‘Waarom heb je ervoor gekozen om aan het einde een derde persoon in te voeren?’ vroeg een van de twee mannen.
Nog voor ik antwoord kon geven tetterde het rode monster er al doorheen: ‘Ja, dat vond ik zo jammer. Echt vreselijk zonde.’
‘Waarom heeft het meisje een zusje dat heel extrovert is?’, wilde Rob weten.
‘Als reactie op haar introverte zusje’, antwoordde ik.
‘Dat kan natuurlijk nooit’, kwetterde de gastvrouw die psychologie bleek te hebben gestudeerd en nu aan de hoogeschool werkte. ‘Daar moet een andere oorzaak voor zijn en die miste ik in je boek.’
De anderen wilden ook allemaal wat weten. Of eigenlijk wilden ze niets weten, maar beweerden ze iets waarop ik geacht werd verweer te geven.
Toen ze door hun vragen heen waren, zette het rode nijlpaard haar bril af en zuchtte: 'Tja, ik denk dus dat we ons af kunnen vragen of dit wel literatuur is of niet.'
De anderen knikten instemmen, waarna de gastvrouw op stond, de kopjes van tafel pakte en ze op het namaak stenen keukenblad zette, ten teken dat de bijeenkomst was afgelopen.
'Welk boek doen we volgende keer?', vroeg Rob.
'Ik heb een prachtig boek gelezen', antwoordde de gastvrouw, 'ik weet zeker dat jullie het ook mooi vinden. Echt schitterend.'
'Heerlijk', verzuchtte de rode olifant, 'daar zijn we wel aan toe.'
Toen ik op de parkeerplaats stond realiseerde ik me dat ik niks gekregen had. Niet eens een pakje rooibosthee.