9/03/2007

Schoonheid

De jubileum-uitzending van ‘Zomergasten’ had een hoog ‘Lieve Mona’ gehalte. Al die persoonlijke ontboezemingen van vrouwen die zo’n dominante vader hadden of die hun schoolvriendinnetje op vijftienjarige leeftijd waren kwijt geraakt interesseerde me echt helemaal niets. Hoe oprecht de emoties ongetwijfeld waren, het blijft plat en lelijk ze zo op televisie uitgestald te zien. Dat lag trouwens niet aan Paul de Leeuw, die ik weldadig rustig vond, maar aan het 'format' (klinkt als vloeken in de VPRO kerk).
Gelukkig wel weer een fragment uit de prachtige documentaire ‘Nauwgezet en wanhopig’ (Wim Kayzer), waarin Jorge Semprun (schrijver en als ik me niet vergis ook ooit minister van cultuur in Spanje) vertelt hoe hij in een Duits concentratiekamp schoonheid ervaart als hij tijdens een wandeling een prachtige met sneeuw bedekte eik ziet. Ook de SS-officier die hem begeleidt wordt er door geraakt en valt even uit zijn rol als SS-er: hij is er stil van. Even maar, want daarna begint hij weer in het Duits te schreeuwen.
De zomergast die het fragment had aangevraagd concludeerde hieruit dat schoonheid alles overwint, wat me een vrij bizarre gevolgtrekking lijkt, want het moment duurde alles bij elkaar misschien tien seconden. De conclusie is eerder dat het kwade het schone overwint, behalve dan in die paar gewijde seconden.
Twee weken geleden ging het ook al over schoonheid in een door Rinnooy Kan uitgezocht fragment uit dezelfde documentaire: George Steiner (schrijver, filosoof) die zijn leven lang worstelt met de vraag hoe het kan dat een kampbeul die overdag mensen de dood in jaagt, s’ avonds zo prachtig Schubert kan spelen.
Gaat het bij het fragment van Semprun over de vraag hoe het kan dat de gevangene en de beul, door schoonheid overmand, even een moment van gemeenschappelijkheid hebben; Steiner’s vraag is hoe de duivel en het schone in een persoon verenigd kunnen worden.
In die zin was het fragment over San Santen ook interessant. Santen was een idealist die zich had aangesloten bij een Trotskistische beweging. Hij sloot een innige vriendschap met de leider van de groep, maar kreeg twijfels en verliet de beweging. Daarmee was de vriendschap van de ene op de andere dag over. Santen bleef daarover zijn leven lang teleurgesteld.
Afgezien van het feit dat het vrij naief is om idealisten op menselijk gebied te vertrouwen is de onderliggende vraag van alledrie de fragmenten: in hoeverre valt de mens te doorgronden?
Als er iets uit alle zomergast fragmenten blijkt, dan is het wel dat de menselijke ziel een kluwen emoties, instincten, overlevingsmechanismen en rationele overwegingen is, bij elkaar gehouden door een dun draadje beschaving. Als het draadje breekt (en dat gebeurt bij mij al in de file als er weer eens iemand op het laatste moment invoegt) wordt het gedrag van de mens onvoorspelbaar en gevaarlijk.
Gelukkig komt uit alle ellende ook altijd wel weer iets moois naar boven, wat vooral geillustreerd wordt door Semprun en Steiner zelf. De manier waarop zij in ‘Nauwgezet en wanhopig’ hun ervaringen in het kamp analyseren en beschrijven vind ik van een ongelofelijke schoonheid.
In die zin moet ik bovengenoemde zomergast wel een beetje gelijk geven: het schone overwint weliswaar niet, maar het komt wel altijd even bovendrijven. Vaak daar waar je het niet verwacht.