Ik was de afgelopen week in Parijs. Het Parijs van de
aanslagen, het Parijs van de noodtoestand, het Parijs van de angst. Althans,
dat is wat ik verwachtte aan te treffen op basis van de berichten in Nederland:
een angstige stad. Met veel militairen, veel politie, schichtig om zich heen
kijkende mensen.
Ook vanochtend weer stond er een artikel in de Volkskrant
met als kop: Israelisering van Frankrijk in volle gang.
Ik heb er niets van gemerkt: alles was nog hetzelfde als
vorig jaar en de jaren daarvoor: de overvolle terrassen, de bijdehandte obers, het
heerlijke eten, de veel te hoge rekeningen, de dames in korte jurkjes, de
pislucht onder de bruggen.
We fietsten langs de Bataclan, langs de terrassen waar vorig
jaar nietsvermoedende cafegangers werden neergemaaid.
Overal zat het vol, overal werd gelachen, overal werd
gedronken. Het ongebroken Joie de vivre
als middelvinger naar Abdeslam en z’n treurige vriendjes.
Ik geef onmiddellijk toe dat mijn observaties wetenschappelijk
niet veel voorstellen, maar toch: ik ben er vijf dagen geweest en ik heb niets
gemerkt van enige dreiging.
Volgens mij zijn de Fransen totaal niet geintimideerd door
de aanslagen.
En dat vind ik heel geruststellend.
We hebben nogal eens wat aan te
merken op de Fransen: ze zijn arrogant, chauvinistisch, ze vinden zichzelf
geweldig en dat willen ze weten ook. Kijk maar naar de musea, de kerken, de
bruggen, de winkels. Alles ademt grootsheid, zelfgenoegzaamheid. Dat is
allemaal waar, maar als het gaat om het bewaken van hun manier van leven,
kunnen we nog een voorbeeld aan ze nemen
Frankrijk blijft Frankrijk, wat er ook gebeurt.
Om een voorbeeld te noemen: het land is de afgelopen
decennia nauwelijks ver-Amerikaniseerd: je vind er bijna geen McDonalds; je
moet goed zoeken naar een Starbucks.
Nederland is in vijftig jaar een ander land geworden, kijk
maar naar de winkelstraten: die zijn in elke dorp, in elke stad hetzelfde: met
een Etos, een Albert heijn, een C&A, een Xenos.
Frankrijk niet.
Goed, de auto’s, de bussen, de scooters zijn moderner, maar
ze razen nog steeds oorverdovend hard over de kasseien.
Goed, er is wifi in het hotel, maar daar moet je extra voor
betalen, en dat doe je maar een keer omdat het internet zo traag is dat je er
niets mee kan.
Goed, er is een fietsenplan, de Velib Velo, maar om een
fiets te kunnen bemachtigen moet je een menu van twintig stappen door dat je
alleen kunt begrijpen als je Frans hebt gestudeerd.
Frankrijk gaat mee met de tijd als een ezel die geen zin
heeft om nog een stap te verzetten; Nederland omarmt alles wat nieuw is als een
kwispelende hond die op het punt staat uitgelaten te worden.
Als er een land is dat aanslagen kan weerstaan, is het
Frankrijk wel. Nog geen honderd aanslagen zal de Fransoos veranderen.
Zelfs als heel Frankrijk is uitgemoord en er nog maar een Fransman
over is, gaat hij op een terras zitten, steekt een sigaret op en zegt: ‘Garcon,
un pernod, s’il vous plait’.
In bovengenoemd artikel in de Volkskrant beschrijft de
journalist Paris Plage: een kade
langs de Seine waar ze ieder jaar zand storten en palmbomen neerzetten zodat er
een strandje ontstaat. De journalist merkt op dat het dit jaar niet erg leuk
meer is omdat het volstaat met betonnen bakken en omdat er overal
zwaarbewapende politie rondloopt.
Ik zag wat anders: ik zag dat alle ligstoelen bezet waren,
ik zag de mensen verliefd naar elkaar en naar het water staren, ik ze drinken
en lachen.
Ik zag in Parijs wat de kracht is van behoudzucht en
chauvinisme: iedere buitenstaander bijt er op den duur zijn tanden op stuk, zelfs
een terrorist.