Het gebouw was nieuw, maar de weg er naartoe was hetzelfde
gebleven: het kruispunt met de N 65, het fietspad langs Regina Coeli; de
parkeerplaats.
Ik vroeg me af hoe vaak ik die weg gefietst had; naar en van
school. Ik kwam op anderhalf duizend keer, maar rekenen is nooit mijn sterkste
vak geweest.
Ik vroeg me ook af wat ik allemaal dacht onderweg en realiseerde me weer eens dat alles wat je niet vastlegt gewoon verdwijnt. Misschien is dat wel de essentie van een reünie: dat je
samen probeert vast te houden wat aan het wegglijden is.
De mensen die ik sprak waren gaan doen wat in de lijn van
mijn verwachting lag: het knapste meisje van de klas was met een expat getrouwd;
de jongen die vroeger altijd de sterkste wou zijn zat nu in het vastgoed; het
dromerige meisje deed iets met concepten.
Ik realiseerde me hoezeer je op de middelbare school al
samenvalt met wie je later bent.
Alsof je in de jaren daarna alleen maar ‘aangescherpt’ wordt. Het voelde vertrouwd, alsof we
doorgingen waar we dertig jaar geleden waren opgehouden.
Er werden foto’s gemaakt, nummers uitgewisseld, er werd
gepraat over mensen die er niet waren. Omdat ze niet konden, of omdat ze
onvindbaar waren of dood (omgekeerd zag ik iemand lopen van wie ik zeker wist
dat ze allang overleden was).
Nostalgie is er alleen voor mensen die het zich kunnen
permitteren.
Later op de middag was er in het muzieklokaal een aparte
bijeenkomst van het voormalige popkoor. Toen we, for the sake of all time, schoorvoetend
probeerden ‘When I’m sixty four’ te zingen, bleek iedereen, binnen een paar maten, zijn partij nog uit het hoofd
te kennen. Is het geheugen willekeurig of onthou je juist wat je belangrijk
vindt?
Toen ik naar huis ging was het al donker. Ik liep langs het
veldje waar vroeger de noodlokalen van gang acht stonden, langs de snackbar die
vroeger Tien Plus heette naar mijn auto. Iets verderop stonden een jongen en
een meisje te zoenen. Het was alsof het erbij hoorde.