3/14/2008

Graf

Bedacht me vandaag dat ik het graf van mijn grootvader, de geoloog J.H.F. Umbgove, nog nooit bezocht had. Zoals de trouwe lezers van mijn blog inmiddels weten werk ik aan een roman die voor een deel over zijn leven gaat.
Ik belde mijn vader om te vragen waar het was – als het uberhaupt nog bestond – en hij vertelde me dat het op de begraafplaats bij de protestante kerk in Wassenaar lag.
Dus reed ik vandaag de prachtige route via Bennebroek, Noordwijkerhout en Katwijk naar het oude dorpje van Wassenaar.
Toen ik er aan kwam zag ik dat er een lijkwagen en twee volgauto’s voor het kerkje stonden. Door de ramen van de kerk klonk orgelmuziek.
Ik zocht op de plattegrond het nummer van het graf dat mijn vader mij had opgegeven en liep over het grindpad langs het achterschip van de kerk naar de begraafplaats.
Op het pad stond een auto. Ik liep er langs en zag dat er een liturgie van de dienst op de bestuurdersstoel lag met daarop een foto van de overledene. Zo te zien was hij niet veel ouder dan zestig.
Na enig zoeken vond ik het graf: een grote, liggende, verweerde steen waarop nauwelijks leesbaar zijn naam en die van zijn moeder. Een mooi, eenvoudig graf op een begraafplaats zoals alle begraafplaatsen zouden moeten zijn: rustig, in het centrum van het dorp, omringd door oude huizen en bomen. Niet ergens achteraf, maar juist middenin het leven dat doorgaat.
Toen ik terug liep bleek de dienst net afgelopen te zijn. De meeste bezoekers bleven buiten bij de ingang wachten tot de kist de kerk uit zou worden gedragen. Omdat ik het kerkje nog even van binnen wilde zien bleef ik op enige afstand staan.
De kerkgangers waren allemaal in het zwart; de mannen droegen een pak; de vrouwen een zwarte rok. Aan de mensen te zien kwam de overledene uit een goed milieu kwam, wat niet zo verwonderlijk is in Wassenaar.
Omdat het nogal lang duurde voor de kist naar buiten kwam drentelde ik wat heen en weer en ineens voelde ik me zo iemand die voor zijn lol begrafenissen van wildvreemden bijwoont. Iemand die verdriet leent.
Een beetje ongemakkelijk wachtte ik tot de kist uiteindelijk naar buiten kwam en iedereen erachter aan de begraafplaats op liep.
Ik ging het kerkje binnen, waar het warm was. Er klonk een mooie Bach cantate, de dominee deed zijn microfoontje af en nam een slok water; de kosteres haalde de bloemen weg. De zon scheen door de ramen, buiten rook het naar voorjaar: ik had geen beter moment kunnen kiezen.