5/23/2016

Max en Jeroen

Afgelopen vrijdag was Max Verstappen een uur lang te gast bij Pauw.
Het interview begon met een fragment uit de race met de door Olaf Mol uitgesproken, nu al legendarische woorden: Joehee, johoo, jo fucking ho.
Dat was niet alleen historische televisie door de prestatie van Verstappen waaraan de woorden gekoppeld waren, maar wat mij betreft ook omdat het woord fucking daarmee definitief geaccepteerd is als scheldwoord.
Tot vorige week zondag sprak ik mijn kinderen nog op aan op het gebruik van dat woord, precies zoals mijn moeder mij dertig jaar geleden aansprak op het gebruik van het woord kut, maar inmiddels is het fragment zo vaak herhaald dat ik mij er op betrap het zelf af en toe ook te gebruiken.
Het vraaggesprek dat volgde was leuk. Heel leuk.
Allereerst omdat Verstappen zulke goede antwoorden gaf: steeds to the point, steeds met begrip voor het feit dat Pauw geen enkel verstand van de materie had.
Nooit meewarig, steeds behulpzaam.
Misschien is dat sowieso wel een idee, dacht ik: sporters laten interviewen door journalisten die er niets vanaf weten. Sporters zijn nou eenmaal competatieve mensen die alles als wedstrijd zien, ook een interview. Als vanaf het begin duidelijk is dat zij de bovenliggende partij zijn, zullen ze eerder ontdooien.
Wat ook fijn was dat Verstappen antwoord gaf op de vraag die gesteld werd en niet op een vraag die niet gesteld werd, zoals politici gewoon zijn te doen. Je zag aan Jeroen Pauw dat hij dat ook leuk vond. Ook hij was opener en relaxter dan gebruikelijk.
Maar de grootste verademing vond ik wel: Verstappen was niet arrogant.
Wel zelfbewust.
Hij vind het logisch dat hij succes heeft, omdat hij zoveel talent heeft, zo hard werkt en een vader heeft die hem vanaf zijn vierde begeleidt, maar hij klopt zich er niet voor op de borst.
Wat een wereld van verschil met de meeste jonge voetballers.
Bekijk een willekeurig interview met Memphis Depay en je ziet wat ik bedoel. Zijn houding is verveeld, arrogant, zijn antwoorden zijn nietszeggend, vol clichees.
Nee, dan Verstappen. Gemotiveerd, vakkundig, bescheiden.
Grappig ook dat hij op de ochtend van de race nog allerlei verplichtingen had zoals een meet & greet met gasten van de sponsor. Kom daar bij het eerste van Ajax maar eens om op een competitiezondag als ze tegen Cambuur moeten.
Grappig ook dat zijn moeder niet bij de wedstrijd kon zijn omdat ze moest werken. Daar spreekt een zekere nuchterheid uit. En relativering.
Misschien dat dat het gebrek aan arrogantie verklaart.
            Volgens mij zijn er vier soorten sporthelden.
De eerste categorie is de antiheld. Die vind je veel in het wielrennen: Joop Zoetemelk, Steven Kruiswijk. Ik las vanochtend dat Kruiswijk begonnen is bij wielervereniging Trap met Lust. Dan weet je het wel. Ik las ook dat hij een fanclub had, maar dat die op zijn verzoek was opgeheven.
De tweede categorie is de glamourheld: Usain Bolt, Ibrahimovic. Mensen die zich enorm aanstellen, maar zo goed zijn dat we het door de vingers zien.
De derde categorie is de glamour net niet held. Mensen die zich gedragen als Ibrahimovic, maar lang zo goed niet zijn. Royston Drente, Memphis Depay, het halve eerste elftal van Ajax.
De laatste categorie is de naturel held. Verstappen, Daphne Schippers, Dennis Bergkamp, Rafael Nadal.
Mensen die zelfbewust zijn, maar niet arrogant.
Toen Nadal een keer werd gevraagd waar zijn bescheidenheid vandaan kwam, antwoordde hij: ‘Mijn oom heeft me altijd geleerd dat je pas arrogant mag zijn als je een medicijn tegen kanker hebt uitgevonden.’
Misschien is het verschil tussen arrogant en zelfbewust wel dit: arrogante mensen zien alleen zichzelf. Zelfbewuste mensen zien zichzelf in relatie tot de wereld. 

Iedereen heeft een oom nodig die ze vertelt wat echt belangrijk is in het leven.