De eerste keer dat ik een nummer van Bowie hoorde was aan de
rand van een zwembad van een grote, slecht onderhouden villa in Vught, het dorp
waar ik vandaan kom.
Ik zal een jaar of vijftien geweest zijn en ik was een echt
Vughts jongetje: ik droeg ribbroeken, een coxmoore V-hals trui, mijn haar zat
in een scheiding, ik zat op hockey, op MOP, dat staat voor Maakt Onderling
Plezier. De kinderen waar ik mee omging heetten Lodewijk, Bart Jan en
Bernadette.
Ik weet eerlijk gezegd niet meer precies wat voor muziek ik
draaide in die tijd, ik geloof, Earth Wind and Fire, Eagles en Abba, stiekum
dan.
Ik zat op een hele grote school met zestienhonderd
leerlingen en op een dag zoemde er een gerucht rond: er was een nieuwe jongen
op school. A new kid in town.
Nou kwamen er wel vaker nieuwe jongens op school, maar deze was
anders: hij droeg oude colbertjes, sjaaltjes, hij rookte sjek, hij hield niet
van hockey, maar van toneel spelen. En hij woonde niet meer bij zijn ouders in
Utrecht, maar bij zijn tante: een Frans sprekende dame die haar sigaretten door
een zilveren pijpje rookte en die in een weliswaar enorm, maar volledig
vervallen villa met zwembad woonde.
Kortom, wij, brave, Vughtse jongetjes keken onze ogen uit.
Ik was dan ook stomverbaasd toen deze jongen mij op een dag
vroeg of ik met hem in een band wilde spelen. Achteraf gezien denk ik dat het
niet zozeer was omdat ik zo goed gitaar kon spelen, maar omdat ik een mooie
versterker had.
Hoe dan ook, we spraken af om elkaar muziek te laten horen
die we mooi vonden. En zo zat ik op een mooie zomeravond op het vervallen
terras aan een zwembad dat al minstens een jaar niet was schoongemaakt te
luisteren naar Wild is the wind.
En naar Ashes to ashes, en Heroes, en Cracked Actor en Stay.
Ik geloof niet dat ik het meteen mooi vond. Zoals dat gaat met
dingen die vernieuwend zijn: je moet er aan wennen, je kent het jargon nog
niet: de zware, laag op laag gestapelde gitaren, de bombastische stem van
Bowie, de theatrale manier van zingen, het was allemaal zo nieuw.
Maar het wennen ging snel; avond aan avond bleven we
luisteren: station to station, the bewlay brothers, boys keep swinging,
ricochet, china girl.
Ik begon verslaafd te raken, ik kocht zijn platen, ik kocht
de popfoto en de popshop, ik begon andere kleren te dragen, ik leerde sjekkies
te draaien.
De luiken van mijn bekrompen leven gingen open: Bowie had
een soort grenzeloosheid die me het gevoel gaf dat alles mogelijk was.
Ik geloof dat er in een leven een paar bepalende momenten
zijn, momenten waarop je een inzicht krijgt, waarop je een besluit neemt.
Die zomer was voor mij zo’n moment: ik begreep dat ik geen
jurist wilde worden, arts of advocaat. Ik begreep dat ik moest doen waar ik van
droomde. Of zoals Bowie het zong in Changes: just gonna have to be a
different man.