10/08/2010

Grote woorden

Aan de veelgenoemde ‘verruwing’ van de omgangsnormen in Nederland ligt volgens mij vooral een gebrek aan zelfrelativering ten grondslag. Mensen nemen zichzelf veel te serieus. Er worden veel te snel grote woorden gebruikt.
‘Nederland zou 100 jaar in de tijd terug gaan als ik veroordeeld wordt’, zegt Geert Wilders over zijn proces.
En in zijn verklaring voor de rechtbank: ‘Ik kan niet anders dan concluderen dan dat de rechtbank mij geen eerlijk proces gunt’. Deze laatste woorden lijken misschien klein, maar zijn het niet. Een oneerlijk proces doet totalitaire regimes vermoeden; generaals; mensen die uit vliegtuigen worden gegooid.
Nigel de Jong vindt niet dat hij te ver gaat (‘Dat zit in mijn spel’), ook nadat hij voor de tweede keer iemand een beenbreuk heeft geschopt. Sportjournalist Hugo Borst op zijn beurt kwalificeert de Jong, zonder enige spot, als ‘crimineel’ (‘dat durf ik te zeggen’).
Het probleem van grote woorden is dat ze nog grotere woorden uitlokken.
Bij Albert Verlinde lijkt het licht helemaal uitgegaan. Hij vraagt de media om terughoudendheid inzake het overlijden van zijn zwager Antonie Kamerling. Kennelijk gelden als het om zijn naasten gaat andere wetten, want als het om ranzige journalistiek gaat heb ik hem nog nooit een voorbehoud zien maken.
Overigens putten allerlei Bekende Nederlanders zich de afgelopen dagen uit in grote woorden; iedereen was ‘helemaal kapot’, ‘geschokt’ of ‘verbijsterd’.
Het probleem van superlatieven is dat het normale zijn betekenis verliest.
Wilders, De Jong, Borst, Verlinde: ze hebben iemand nodig die zegt: ‘Hee, doe even normaal. Jij bent het maar.’
Nederland is een klas waar de twintig rustige kinderen worden gegijzeld door een paar brutale ettertjes die denken dat ze god zijn.