2/24/2009

Ziek

Ik had voor het eerst sinds tijden weer eens ouderwets de griep. Ik weet niet welke variant, maar als ik mijn huisarts goed begrepen heb, leed ik aan een Aziatische (de hardnekkigste), want gedurende tien dagen begon ik elke ochtend met 39.1 waarna ik de rest van de dag niet meer durfde te meten, wat overigens ook geen zin had omdat ik me volstopte met paracetamol die de temperatuur drukt.
Die tien dagen hebben hun sporen nagelatent: ik viel vier kilo af (wat, gezien mijn normale gewicht, als een Sonja Bakker prestatie van formaat gezien kan worden) en zelfs nu, twee weken later, ben ik nog niet helemaal de oude.
Ik moest veel aan vroeger denken toen ik, voor mijn gevoel, ieder jaar wel een keer echt ziek was. Ik bewaar er goede herinneringen aan; natuurlijk omdat ik niet naar school hoefde maar vooral omdat ik overdag in het bed van mijn ouders mocht liggen. Dan keek ik uit het raam naar de sering in de tuin, die in mijn herinnering altijd in bloei stond, wat niet waarschijnlijk is want griep krijg je doorgaans in de winter.
Ik herinner mij de kadootjes, de gepelde druiven, de beschuitjes met kaas, de Donald Ducks en de Kijks.
Ik herinner mij niets van koorts of hoofdpijn of misselijkheid. Kennelijk heb ik een optimistisch geheugen: het filtert de rotdingen weg. Sterker, het maakt het mooier dan het was.
Maar wat ik me nog het meest herinner is de stilte in huis. De stilte die ik normaal gesproken saai vond, maar die weldadig is als je ziek bent. Urenlang hoor je niets anders dan een auto die voorbij rijdt; de wasmachine in de bijkeuken; het aanslaan van de verwarming. Af en toe hoor je beneden een deur open en dicht gaan, maar meer niet. Pas ver in de middag hoor je je broer thuiskomen van school en weer later hoor je je moeder je vader begroeten als hij thuis komt van z’n werk; je hoort ze met elkaar praten, maar je weet niet wat ze zeggen; je hoort iemand aanbellen; je hoort de TV. Je volgt het allemaal, maar je bent er niet bij. De geluiden zijn vertrouwd, je hoort erbij, maar je neemt er niet aan deel.
Zo was het nu ook: tot drie uur hoorde ik niks, daarna kwamen de kinderen thuis. Ik hoorde ze spelen; ik hoorde ze ruzie maken; ik hoorde het jeugdjournaal; ik rook de Spaghetti Bolognese.
Misschien is het fijne van ziek zijn wel het feit dat je een goede reden hebt om niks te doen: je bent ziek. Fijn.
‘Volgend jaar neem je maar een griepprik’ zei mijn vriendin, die de hele periode een stuk minder romantisch heeft ervaren dan ik.
‘Ja' zei ik, maar ik twijfel.