5/20/2008

Werk

Ik heb een kantoor gehuurd in de stad. Mijn zoontje heeft ‘mijn’ kamer in huis ingenomen en ik wilde toch al lang buitenshuis gaan werken.
Kantoor is een groot woord: het is een kamer van vier bij vier meter, maar het bevindt zich in een gebouw waarin een aantal bedrijfjes zit: een uitgever, een grafisch ontwerper, een makelaar en een bedrijfje waar ik nog nooit iemand naar binnen heb zien gaan, maar waar wel een stapel blauwe enveloppen voor de deur ligt. Ik neem aan dat het een verband houdt met het ander.
Het is een mooi, honderd jaar oud gebouwtje, dat alleen een beetje verknald is door de kunststof kozijnen met zonwerend glas die er een paar jaar geleden zijn ingezet.
Mijn vader zei wel eens dat hij op zijn werk geen idee had wat voor weer het was omdat de ramen, die niet open konden in verband met de airco, zo sterk zonwerend waren dat de buitenwereld een soort foto met enkel grijstinten werd. Gelukkig kunnen mijn ramen nog wel open.
Ik heb een fantastisch uitzicht. In de verte zie je de koepelgevangenis, dan de brug over het Spaarne; de oude Droste fabriek die verbouwd wordt tot (yuppen)appartementencomplex en daarnaast de prachtige, trendy Figee bedrijfshallen, waarvoor je wel heel succesvol moet zijn om die te kunnen huren.
Tussen laatstgenoemde gebouwen is een kleine vaart waaraan een scheepssloper zit. Een mooi contrast: die oude wrakken en roestige kranen tussen de snelle Audi’s en Volvo’s. Als het dorpje van Asterix en Obelix dat nog moedig stand houdt.
Ik ben begonnen aan een nieuw leven. Gewend om, nadat ik de kinderen naar school had gebracht, slechts vijftien treden naar de eerste verdieping te nemen, stap ik nu in de auto en rij naar ‘mijn werk’.
Het is mijn kinderen ook opgevallen.
‘Moet je nou al weer werken?’, vroeg mijn zoon de derde dag al.
Ik vroeg hem wat hij dacht dat ik de afgelopen jaren op ‘zijn’ kamer had zitten doen.
‘Niks’, zei hij.
Dus ook educatief gezien een juiste beslissing. Een vader gaat naar zijn werk.
Mijn nieuwe leven speelt zich af tussen mensen die om half negen op kantoor zijn; die om half elf koffiepauze houden en buiten sigaretjes roken. Tussen mensen die om half een gaan lunchen en om vijf uur met hun jas onder de arm naar de parkeerplaats lopen. Ik kijk ernaar en voel me een beetje als een boerenzoon van veertig die nog steeds bij zijn ouders op de boerderij woont en voor het eerst in zijn leven in de grote stad komt. Dus dit doen al die mensen daar de hele dag...
Het leukste van werken vind ik het ritje van mijn werk naar huis. Niet omdat het klaar is -ik werk graag- , maar omdat het een soort luchtledige is tussen het een en het ander. ‘Vroeger’ stopte ik eigenlijk nooit met werken. Elke vrije minuut kroop ik boven achter de computer om nog even iets te af te maken. Nu stap ik in de auto en is het werk klaar. Tijdens het ritje naar huis overdenk ik de dingen en bereid ik mij voor op het drukke gezinsleven. De vijftien minuten in de auto vormen een weldadige rust tussen twee uitersten; de stilte tussen het Andante en het Allegro. Zelfs de file van gisteren kon mijn goede humeur niet bederven. Eindelijk heb ik het gevoel dat ik werk.