4/18/2008

Recensie

Vorige week kreeg ik van mijn uitgever een boek opgestuurd van een onbekende Engelse auteur met de vraag of ik het wilde lezen en een zogenaamd leesverslag wilde maken. Ze wilde namelijk weten of ze het in de fondslijst moest opnemen.
Omdat ik momenteel ‘in between books’ zit en ik dolgraag wat om handen heb, begon ik vol goede moed aan het driehonderdzeventig bladzijdes tellende verhaal over een jonge schrijver die de memoires van een stokoude man in handen krijgt. Me bewust van mijn belangrijke taak stortte ik mij op het levensverhaal van deze man die als kind werkte in de ganzenplukfabriek van zijn vader en Russich leerde door een vriendje om te kopen die hem op zijn beurt voorzag van uitgescheurde delen van boeken van grote Russische schrijvers.
Maar ik vond het niet zo goed: te ingewikkeld geschreven; te vaak onbedoeld niet grappig. Ik raakte ook steeds de draad kwijt en moest voortdurend terug bladeren om na te zoeken wie wie ook alweer was. Na verloop van tijd begon ik me zelfs te ergeren aan de semi-intellectuele wijsheidjes die de schrijver steeds naar voren bracht. Na honderd bladzijdes vond ik het genoeg. Ik belde mijn uitgever en zei dat ik de opdracht terug gaf. ‘Hoeveel bladzijdes heb je dan gelezen?’ vroeg ze. ‘Honderd’, zei ik. ‘Oh, dat is genoeg’, antwoordde ze, ‘maak dat leesverslag maar gewoon.’
Opgelucht zette ik me aan mijn computer en schreef dat het meer op een stijloefening van een of andere amateurschrijversschool vond lijken dan op een goed boek. Daarbij, schreef ik, was de structuur gewoon een copie van een boek dat ik al kende en ontbrak het mijns inziens aan noodzaak. ‘Ik adviseer dan ook het niet uit te geven’ besloot ik mijn verslag.
Mooi. Dat was dat.
Maar een dag later sloeg de twijfel toe.
Had ik niet te hard geoordeeld? Had ik het boek eigenlijk wel begrepen? Mijn Engels is niet zo heel goed, moet ik toegeven. Misschien ontging de humor me gewoon vanwege de taalbarriere. Wellicht had ik er niet genoeg mijn best voor gedaan. Daarbij zat ik al dagen met een zeurende hoofdpijn ten gevolge van een verkoudheid die maar niet over wilde gaan; misschien was dat wel de oorzaak van mijn irritatie. Misschien dat als ik in betere conditie was geweest ik het wel goed gevonden had. Hoe kan je uberhaupt een boek beoordelen als je minder dan eenderde leest?
Ineens moest ik denken aan mijn eigen (tweede) boek dat dit najaar uitkomt. Zouden de recensenten wel genoeg moeite doen om zich er in te verdiepen? Zouden ze het wel helemaal uitlezen? Zouden ze wel gezond zijn?
Over mijn eerste boek stonden in een recensie in het Parool zoveel feitelijke onjuistheden dat het niet anders kon dan dat de recensente het boek maar half of in ieder geval met een half oog gelezen had. Woedend was ik geweest.
En nu deed ik hetzelfde. Jaren werk in een A-viertje afgeserveerd.
In zekere zin een troostende gedacht: een recensie zegt meer over de recensent dan over de schrijver. Oftewel: de beperking van een recensie zit hem in de omstandigheden waarin de recensent zich bevindt. Anders gezegd: je moet als schrijver maar hopen dat 'jouw' recensent gezond is, dat zijn vriendin hem niet net in de steek heeft gelaten en dat hij zijn rekeningen kan betalen. Anders hang je.