9/20/2007

Wilders

Met de beschouwingen in de Tweede Kamer laait ook de discussie over de verruwing van het taalgebruik in de politiek weer op. Iedereen wijst daarbij naar Wilders en inderdaad, hij speelt de rol van proleet die aan de bar de wijsheid van de straat uitvent met verve. Maar het verwijt dat Wilders het heeft uitgevonden, of dat het iets is van de laatste jaren slaat nergens op.
Toen Bolkestein het begin jaren negentig aandurfde om het probleem van de mislukte integratie van vreemdelingen op de agenda te zetten werd hij door links Nederland keihard aangepakt. Wallage verweet hem een onderbuik politicus te zijn; zei dat hij in troebel water viste en wees hem erop dat zijn hele familie tijdens de Tweede Wereldoorlog vergast was als gevolg van soortgelijke opvattingen.
Toen Fortuyn aan zijn opmars begon vergeleek Marcel van Dam zijn opvattingen over de islam met het anti-semitisme van de nazi’s.
Het mag kwa taalgebruik dan wat beschaafder zijn, de karikaturale, eenzijdige en onware voorstelling van zaken doet niet onder voor die van Wilders. In die zin waren Wallage en van Dam (en overigens ook Rosenmuller en Melkert) gevaarlijker. Ze deden alsof ze een intellectueel standpunt verwoordden, terwijl ze in feite bezig waren onder de gordel te trappen.
Bij Wilders heb je dat probleem niet; hij verpakt zijn boodschap niet; hij doet er geen intellectueel strikje om. Hij is de bokser in de ring. Je krijgt het rauw en ongecensureerd in je gezicht, zoals het aan de bar in het cafe om de hoek ook gaat.
In die zin doet hij waar iedereen al jaren om vraagt: de politiek dichter bij de mensen brengen.
Volgens mij zit daar het probleem: we moeten Wilders niet verwijten dat hij onfatsoenlijk is, we moeten onszelf verwijten dat de politiek zonodig van iedereen moest worden. Want daar is het veel te ingewikkeld voor.
Vijfennegentig procent van de mensen heeft er geen tijd voor, is niet geinteresseerd of is gewoon te dom om een weloverwogen keuze te maken. Hoeveel mensen lezen uberhaupt een partijprogramma?
Politiek is juist niet voor de straat, maar dient bedreven te worden door saaie, grijze mannen en vrouwen in met kaarslicht verlichte, zeventiende eeuwse kamers met ornamenten aan het plafond. Een nieuw soort adel hebben we nodig: bekwame, rustige vakmensen, die evenwichtige besluiten nemen, zonder gestoord te worden door journalisten of door Maurice de Hond. Wim Kokken, Els Borsten of Ben Botten. Mensen die eigenlijk ook niet houden van camera’s en interviews; mensen die voor hun lol een duizend pagina tellend dossier over de thuiszorg doorspitten; mensen die uit plichtsbesef tot twee uur ’s nachts aan begrotingen sleutelen; mensen die in het weekend ter ontspanning een langspeelplaat met Bach cantates opzetten.
Dat zijn de mensen die we nodig hebben. Geen schreeuwers, geen in de markt gezette politici, geen door spindoctors ingefluisterde mannetjesmakers.
Weg met de zogenaamde openheid of transparantie van de politiek; het is allemaal schijn. Iedere fractievoorzitter heeft wel een rapport dat zijn gelijk ondersteunt. Elke minister tovert wel ergens een cijfer tevoorschijn dat zijn standpunt onderbouwt. In Den Haag weten ze allang dat wij die rapporten niet lezen, en dat we dus toch afgaan op de grijze haren of de blauwe ogen van de politicus. Of op de gebezigde schuttingtaal.
Wilders voldoet gewoon aan de verwachtingen, we hebben hem zelf gecreeerd. Wallage en Van Dam zijn zijn vaders.