Gisteren liet de cavia zich voor het eerst
in zijn zevenjarig bestaan zomaar aaien.Toen ik goed keek zag ik dat hij weinig
keuze had: hij kon zich nauwelijks meer bewegen want zijn hele achterlijf was
opgezwollen.
Toen hij een paar uur later nog steeds in
hetzelfde hoekje zat leek hij wel een ballon met pootjes, dus belde ik de
dierenarts die meteen door had dat het niet goed was. Ze adviseerde me langs te
komen en het beestje in te laten slapen.
Ik twijfelde even omdat het vijftig euro
kostte; maar wat is vijftig euro op een cavialeven?
Daarbij, hij had het niet zo heel goed gehad
bij ons. Hij zat alleen in een hok buiten en net zoals dat gaat bij een winkel
die zich niet in de centrale winkelstraat bevindt maar in het steegje ernaast,
zo had hij ook niet erg veel aanloop. Zeker in de winter vergaten we hem
regelmatig en kwam ik er pas achter dat hij geen eten meer had en dat zijn
water bevroren was als ik, ‘s avonds laat, bibberend van de kou, de vuilniszak
in de kliko deed. Dan pakte ik vloekend het flesje uit het hok, hield het onder
de warme kraan en hing het weer terug.
Dus hem verder lijden besparen leek me het
minste dat ik kon doen.
Ik deed handschoenen aan om hem op te
pakken, bang als ik was dat er allerlei vloeistoffen zouden ontsnappen of,
erger nog, dat hij onder druk van mijn handen zou ontploffen, en deed hem in
een doosje. Hij piepte zachtjes, maar verroerde zich niet.
In de dierenkliniek werd hij op de tafel
gezet. ‘Hij heeft al moeite om zijn lichaamswarmte op peil te houden’, zei de
dierenarts. Ik voelde het ook: hij was koud.
Ze pakte een injectienaald en spoot een rode
vloeistof in zijn lijf. Ik vroeg me af of je met dat spul ook een mens zou
kunnen doden, maar ik vond het niet het moment om dat te vragen.
Terwijl ik hem aaide en de arts een
handdoekje over zijn achterlijf legde wachtten we samen op de dood.
‘Het kan even duren’, zei ze.
Ik vroeg me af waar we het over moesten
hebben. Ik besloot maar wat over haar vak te beginnen. Is een kip ook een
huisdier, vroeg ik. En: hebben jullie echt een IC voor honden?
Na een paar minuten pakte de dierenarts haar
stetoscoop en luisterde. Het is gebeurd, zei ze.
Ik deed het beestje terug in het doosje en rekende
af.
Op de terugweg zag ik het leven van onze
cavia als een film aan me voorbij trekken: hoe mijn dochter hem uitzocht bij de
dierenwinkel; hoe ik een hok timmerde; hoe het konijn van mijn andere dochter een
stuk uit zijn oor beet, hoe hij later gezelschap kreeg van een zwarte cavia;
hoe hij de laatste jaren meestal in het donkere binnenhok zat.
Om het leed voor mijn dochter te verzachten,
baarde ik de cavia op: ik deed stro op de bodem van het doosje, sloot zijn
oogjes, die me, ondanks dat hij dood was, aankeken met een mengeling van
verwijt en hulpeloosheid en drapeerde wat bloemen om hem heen.
Toen mijn dochter van school kwam en in het doosje
keek zei ze: ‘Aaah’.
Daarna ging ze naar boven om huiswerk te
maken.