Gisteren bezocht ik voor het eerst van mijn leven een
rechtszaak. Omdat mijn nieuwe roman (wellicht) om een rechtszaak draait.
Bij de ingang van het gerechtsgebouw moest ik riem en
horloge af doen en mijn andere spullen in een bakje leggen dat door de scanner werd
gehaald.
Daarna liep ik door een detectiepoortje en meldde me bij de
portier.
Toen ik er net stond, kwam er een agent binnen. Hij liep
langs het detectiepoortje en zei tegen de portier: ‘Wapen hoeft niet af, toch?’
De man knikte en drukte op een knop waardoor de draaideur
ontgrendelde.
Stel dat het een verklede terrorist is, dacht ik.
Even later liep ik de trap op naar de eerste verdieping, ging
zitten op een zwarte bank en nam het gebouw in me op. Het was licht; één wand bestond helemaal uit glas, de muren
waren bekleed met berkenhout, de plafonds waren wit. Af en toe ging er een deur
van een zaal open en kwamen er wat mensen naar buiten: een jongen van een jaar
of zestien met zijn moeder en hun advocaat; een man met trainingsjasje en zijn
advocaat; een groep van zeven mannen en vrouwen, waarschijnlijk familieleden
van een verdachte.
Iedereen praatte op gedempte toon; mensen namen afscheid,
advocaten hingen hun toga aan de kapstok. Geen opwinding. In de rechtszaal gaat
het om feiten. De emoties, vaak de veroorzaker van de ellende, zijn
achtergebleven op de plaats delict.
Toen werd ik binnengeroepen.
De verdachte zat met haar rug naar het publiek dat alleen
uit mij bestond. Ze had een roze
jasje aan en een wit mutsje op.
Voor haar zaten drie rechters, een griffier, een officier
van justitie; schuin achter haar zat haar advocaat; naast haar de tolk. Bij de
ingang twee politie-agenten. Beschaving kost een boel geld.
Het bleek te gaan om drugssmokkel.
De (Portugese) vrouw (23) was op 10 november op Schiphol
opgepakt met 5 kilo cocaine in haar rugzak. Haar verklaring was dat ze verliefd
was geworden op ene meneer Lopez in Costa Rica, die haar onder druk had gezet
om de cocaine mee te nemen. Ze wilde het eigenlijk niet, maar had geen keuze.
De rechters vroegen door over die meneer Lopez: wat deed hij
voor werk; had hij zussen, broers, waar woonde hij precies? Ze wist het niet.
Daarna begon de rechter over haar telefoon: ze had gezegd
dat ze regelmatig met Lopez belde, maar uit onderzoek was gebleken dat er de
afgelopen maanden helemaal niet met de telefoon gebeld was. Haar verhaal werd
steeds ongeloofwaardiger.
De officier eiste 38 maanden. De vrouw begon te huilen Daarna
kreeg haar advocaat het woord: hij zei dat ze vooral naief was geweest. Hij had
nog nooit meegemaakt dat een client geen enkele moeite deed om de cocaine te
verbergen; ze had de pakketten zo in haar rugzak gedaan. Hij zei dat ze geen
strafblad had, dat ze pedagogiek studeerde, dat ze geen schulden had, dat haar
moeder helemaal naar Nederland was gekomen om een goed woordje voor haar te
doen, dat haar zusje een lange brief had geschreven, dat niemand begreep waarom
ze het gedaan had.
Ik realiseerde me hoe lastig het beroep van rechter is: wat
laat je zwaarder wegen: regels of menselijkheid?
Toen de advocaat klaar was vroeg de rechter of de verdachte
nog iets wilde zeggen. Tussen het snikken door zei ze dat ze een enorme fout
had gemaakt en dat ze daar vreselijke spijt van had.
Misschien was dat wat me het meest ontroerde: je doet alles
goed; je maakt één keer een fout en alles is verloren.