Vijf jaar geleden, tijdens de Arabische lente, werd het beeld geschetst dat als de
dictators, Mubarak, Khadaffi, Ben Ali, maar eenmaal verdreven waren door het volk,
alles beter zou worden.
Er was vooral oog voor de goede kanten van de revolutie.
En het was ook ontroerend en aanstekelijk: de
onverzettelijkheid, het enthousiasme, het geloof in elkaar. Maar het was ook
naief om te denken dat er alleen maar een grote boze leider was en een
brandschoon, vredelievend volk. Dat was niet de werkelijkheid, dat was wat we
wilden zien.
Er is niet één volk, er is juist vooral tegenstelling:
tussen verschillende geloven, binnen een geloof, tussen mannen en vrouwen, rijk
en arm, boer en hoogopgeleid, tussen stammen.
Een gemeenschappelijke vijand verbroedert, maar hoed je voor
de dag dat de vijand eenmaal verslagen is.
Toen Mubarak uiteindelijk verdwenen was, danste een zgn
Egypte kenner, op de tafel bij Pauw en Witteman die er vrolijk bij zaten te
lachen.
De droom die zo zorgvuldig gecreeerd was door journalisten,
kenners en ons, goedgelovige, niet zo goed ingelichte Westerlingen, was
uitgekomen. Het sprookje dat we zo graag wilde zien, was waarheid geworden.
En ze leefden nog lang en gelukkig.
Ik zie hetzelfde nu weer gebeuren.
De hartverscheurende beelden uit Syrie, Irak of waar ook ter
wereld waar het oorlog is, maken dat we iets zien dat er niet is: DE
vluchteling.
Op het gevaar af een soort GBJ Hilterman te worden, wil ik
toch een paar kanttekeningen plaatsen bij dat beeld van DE vluchteling.
Ten eerste: vluchtelingen zijn niet allemaal gezinnen met
kleine kinderen die uit een platgebombardeerd dorp komen, die niet te eten
hebben en die geen keuze hebben.
Vluchtelingen zijn niet allemaal straatarm
Vluchtelingen zijn niet allemaal vredelievend
De meeste vluchtelingen spreken alleen Arabisch.
Sommige vluchtelingen houden hun vrouw liever binnen.
De meeste vluchtelingen houden niet zo van homo’s.
Sommige vluchtelingen koesteren sympathie voor IS.
Sommige vluchtelingen zijn oorlogsmisdadiger.
Hoewel de emotie ongetwijfeld oprecht is en de bedoelingen
goed: mensen die in een opvangcentrum in Apeldoorn een welkomstliedje voor de aanstaande
vluchtelingen instuderen zijn naief. Net als BN-ers die op tv zeggen dat het nu
eindelijk tijd wordt om iets te doen en hun zolder opschilderen zodat er een
vluchteling kan wonen. De grens tussen ijdelheid, oprecht medeleven en
bekrompenheid is soms lastig te trekken.
Ik was ook enorm geraakt door het beeld van dat jongetje op
het strand, maar dat ontslaat me niet van de plicht om na te blijven denken
over de gevolgen van mijn handelen.
Ik geloof dat ik daar het meeste moeite mee heb: de
beeldvorming; de illusie dat als je oude kleren naar een vluchtelingenopvang
brengt, je een deel van de oplossing bent.
Misschien ben je wel deel van een probleem dat je nog niet
kan overzien.
Nu welkomstliedjes zingen betekent misschien over vijf jaar
de PVV aan de macht. Of over tien jaar een verbod op korte rokjes.
Je emotie toelaten betekent niet dat je niet na hoeft te
denken. Naief zijn is geen rechtvaardiging voor beslissingen waarvan je de gevolgen niet kan overzien.
Er is niet één oplossing, want er is niet één probleem. Er
zijn heel veel problemen.
En het grootste en meest confronterende daarvan is misschien
wel dit: er zal altijd oorlog zijn. Er zal altijd onrecht zijn. Hoezeer we ook
willen dat het niet zo is.