11/09/2012

Overgave en relativering


Er zijn mensen die ik niet persoonlijk gekend heb maar die ik desondanks op bepaalde momenten mis. Zoals John Lennon.
Wat had ik hem graag in een talkshow commentaar zien leveren op de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Wat had ik hem graag gehoord over de ophef in het Midden Oosten naar aanleiding van de Deense Mohammed cartoons. Wat was ik benieuwd geweest naar zijn reactie op de aanslagen in New York.
Als je interviews met the Beatles terugkijkt zie je dat hij de enige was die echt wat te vertellen had. Hij had goeie oneliners, een scherpe blik, hij had humor en hij kon goed relativeren. Ik vond zijn cynisme iets geruststellends hebben.
Wie ik ook wel eens mis is Ronald Reagan. Ik vond het wel moedig; dat onophoudelijke gebeuk tegen het communisme. Onverschrokken, overtuigd van zijn gelijk, maar ook hier weer met een enorme dosis relativering. Uit één van zijn laatste speeches als president: ‘As soon as I get home to California I plan to lean back and take a long nap. Now I come to think of it: things won’t be all that different after all.’
Dichter bij huis mis ik Van Kooten en de Bie sinds ze niet meer op TV zijn. Ik had de Bie zich graag zien opwinden over het gedoe rondom de inkomensafhankelijke zorgpremie. De documentaire van Coen Verbraak gaf een mooi inzicht in hun samenwerking: er werd ruim vijfendertig jaar keihard gewerkt, maar ze waren de eerste om hun rol te relativeren.
Dat kan duiden op valse bescheidenheid, of op een gespleten persoonlijkheid.
Hoe dan ook; het is juist die combinatie van overgave en relativering, die me zo aanspreekt. De rare paradox: je moet wat je doet bloedserieus nemen; tegelijkertijd moet je jezelf tot op het bot kunnen relativeren.