Mijn zoontje (zeven) is de laatste tijd nogal bezig met God.
Gisteren ging hij voor het slapen gaan op zijn bed in de Lotushouding zitten (geen idee van wie hij dat heeft), deed zijn ogen dicht en verzon een verhaaltje ‘speciaal voor God’.
En voor mij, want ik zat nou eenmaal ook in de kamer.
‘Dolfje Weerwolfje en Nora liepen in het bos’ begon hij, ‘en ze hoorden een raar geluid.’ Ik ben de plot vergeten -hij was het spoor binnen een paar minuten zelf trouwens ook bijster- maar ik weet wel dat het een spannend verhaal was waarin veel bliksem, geritsel in het donker en geschiet met pistolen in voor kwam. Enig religieus element ontbrak.
Toen hij klaar was zei hij: ‘Zo, nou ga ik nog even bellen.’
Hij belt elke avond met God.
‘Wat bespreek je dan met hem?’ vroeg ik.
‘Oh, even hoe het gaat enzo’ antwoordde hij en hij toetste de geheime code op de houten rand van zijn bed, hield zijn vuist naast zijn oor en zei:
‘Hallo God, met Jacob.....ja....ja...goed...dan moet je een kopje thee maken...ja...OK, tot morgen.’
Toen hing hij op.
‘Thee?’ vroeg ik.
‘Ja’, antwoordde hij alsof het de normaalste zaak van de wereld was, ‘hij was verkouden.’
Ik weet niet van wie hij het heeft; niet van mij in ieder geval. En ook niet van mijn dochters. Misschien van mijn vriendin, want die wil nog wel eens beweren dat de aarde door God geschapen is, vooral als ze vindt dat ik iets te stellig beweer dat de aarde vierenhalf miljard jaar geleden door een geweldige implosie is ontstaan.
Dit weekend vertelde Jacob ook dat hij voor zijn geboorte al bij God was.
‘Ik zat naast hem’, vertelde hij.
‘Wat deed je dan de hele dag?’ vroeg ik.
‘Oh, potje schaken.’
Zijn god is in ieder geval heel aards.
‘En toen’ vervolgde hij, ‘werd ik ineens naar beneden geschoten in het hoofd van mamma.’
‘Oh?’ zei mijn vriendin.
‘Ja’, zei hij, ‘door een heel klein gaatje waar ik precies doorheen paste. Want er zitten namelijk nog meer kinderen boven, wel honderd, en die passen allemaal precies door een gaatje. Daarom weten ze waar ze naartoe moeten.’
‘Dus elk kind past maar door een gaatje?’ vroeg ik.
Hij knikte bevestigend.
Vanavond riep hij me. Hij stond in pyjama voor het raam en wees naar een prachtige wolk die beschenen werd door de avondzon.
‘Daar woont hij’ zei hij.
‘Ik zie hem niet’, zei ik.
‘Dat klopt’, antwoordde hij, ‘jij kent de code niet.’