Er staat een
interessante documentaire van The Gardian op internet over asielzoekers in
Noorwegen die verplicht een cursus omgaan met vrouwen moeten volgen.
Ook in Nederland
is er sprake van.
Het lijkt me wel
wat, Sterker, ik zou er zelf ook wel op willen.
Ik kan wel wat
begeleiding gebruiken bij het geven het het juiste antwoord op de vraag die ik
elke ochtend weer krijg: ‘Vind je dat deze rok me dik maakt?’ Een vraag waarop
ik, ook na zestien jaar relatie, het juiste antwoord nog niet heb gevonden.
Als ik ja zeg
praat ze twee dagen niet meer met me, als ik nee zeg, zegt ze: dat zeg je
alleen maar omdat ik anders twee dagen niet met je praat en als ik niks zeg,
zegt ze: praat nou es tegen me.
Maar goed,
misschien is dit meer iets voor de gevorderden cursus, want de basisprincipes
van het respectvol omgaan met vrouwen zijn er bij mij wel ingeramd.
Ik ben namelijk
opgegroeid in de jaren zeventig, op het hoogtepunt van de feministische golf,
of beter gezegd: van de feministische terreur, in een dorp waar de meerderheid
van de ouders en sowieso alle leraren op school PSP of PPR stemden.
Het was niet te
doen, als jongen van zestien die stijf stond van de hormonen, want echt alles
wat je deed of zei was verkeerd. Als je iets te lang naar een meisje keek was
je een seksist; als je een deur voor haar openhield was je een
machtswellusteling en als je vroeg of ze meeging naar huis was je een
potentiele verkrachter.
In het
uitzonderlijke geval dat je verkering kreeg, werden de afspraken door haar
moeder vantevoren goed duidelijk gemaakt: jij doet de afwas, want vrouwen
hebben dat al eeuwen gedaan; jij doet de boodschappen want het is veel te
rolbevestigend als een vrouw dat doet en jij koopt nooit een kettinkje of een
ringetje voor haar want dat zijn symbolen van mannelijk imperialisme.
Het is een wonder
dat ik er zonder al te veel frustraties en complexen ben afgekomen. Althans dat
zegt mijn psycholoog.
Er zijn nog wel wat overeenkomsten tussen het links
feministische milieu in de jaren zeventig in Nederland en het streng
islamitische milieu in sommige landen van waaruit asielzoekers komen: het
rigide veroordelen van mannelijke, seksuele gevoelens; het dragen van
lichaamsbedekkende kleding: de tuinbroek was de niqaab van de feministe; een
soort kuisheidspolitie bestaande uit naar zweet ruikende, okselhaardragende
vrouwen die andere vrouwen veroordeelden die zich naar hun zin te sexy
kleedden.
Dat extreme
feminisme duurde maar kort en verloor geleidelijk aan invloed; mannen mochten
stukje bij beetje weer meer man zijn.
Voor
vluchtelingen is dat veel lastiger: die zijn een levenlang doordrenkt met een
idee en worden van de ene op de andere dag in een nieuwe wereld gekatapulteerd.
In de documentaire zie je mannelijke asielzoekers in
een klasje zitten kijken naar een plaatje van een vrouw in een kort rokje. De
docent zegt: je ziet hier een vrouw met een kort rokje. Daar bedoelt ze niets
mee.
De mannen knikken
braaf.
Of het helpt weet
ik niet.
Wat ik wel weet
is dat overal waar gedurende een langere tijd een te strenge moraal heerst, het
vroeger of later misgaat.
Daarvoor hoef je
niet naar het Midden Oosten. Kijk maar naar de groepsverkrachtingen in de
katholieke kerk, denk maar aan Engeland waar ieder jaar wel weer een
conservatief lid van het lagerhuis met een feilloze moraal over gezin en
kinderen, gekneveld wordt aangetroffen in een SM kelder met een stofzuigerslang
in zijn achterste.
De man is nou
eenmaal een slaaf van zijn lusten. Hoe meer je die onderdrukt, hoe gestoorder
hij wordt.