2/12/2016

AZC

Afgelopen zondag bracht minister Koenders een bezoek aan een vluchtelingenkamp in Macedonie.
Het heeft altijd iets koloniaals: zo’n boomlange man in pak die uit een zwarte auto stapt en zich begeeft tussen de bewoners die in witte tenten zitten te kleumen van de kou.
You speak English very good, zei Koenders tegen een klein meisje, waarmee hij verraadde zelf niet zo goed Engels te spreken, want volgens mij moet het zijn: You speak English very well.
Maar misschien zei ie dat wel om haar op haar gemak te stellen.
Vorige week voelde ik me ook een beetje minister Koenders toen ik zelf een dag mee mocht lopen in een AZC in Noord Holland.
Ik had geen kostuum aan gedaan, maar ik viel toch op, al was het maar omdat ik geen trainingspak droeg; het uniform van de vluchteling.
Het AZC was gevestigd in een voormalige gevangenis. Het was er bedompt, de verf bladderde, douchegordijnen hingen voor de ramen.
In het kantoortje van vluchtelingenwerk was een medewerkster aan het bellen met iemand die niet of nauwelijks Nederlands verstond. Het ging over documenten die kwijt waren.
Bij een tafeltje stonden twee meisjes met hun mobiele telefoon. Ze probeerden via bluetooth een paar documenten uit te printen die ze gemaild hadden gekregen van hun familie in Irak.
Als me iets duidelijk werd deze dag, dan was het wel dat het bij vluchtelingen draait om documenten: documenten die bewijzen dat jij bent wie je zegt dat je bent. Documenten die bewijzen dat je woonde waar je woonde; dat je vluchtverhaal klopt; dat je ouders echt zijn omgekomen.
De IND wil documenten zien, voor verhalen kopen ze niks.
In een spreekkamer naast het kantoortje woonde ik een gesprek bij dat een medewerkster van vluchtelingenwerk had met een Syrisch gezin. De vader en moeder hadden nog iets ruraals, maar hun zoon en dochter zagen er heel Westers uit.
Gek hoe je idee over een zaak onmiddellijk verandert als je mensen van vlees en bloed tegenover je hebt in plaats van krantenkoppen.
Ze werden voorbereid op de verhoren door de IND.
Drie kwartier lang werd er gehamerd op de bewijslast. Je paspoort moet echt zijn. Je komt vrij makkelijk aan een vals Syrisch paspoort. Die zijn populair want Syriers krijgen in principe een verblijfsvergunning in Nederland. Tenzij je oorlogsmisdaden hebt begaan. Maar hoe kom je daar achter?
Mensen uit Iretrea krijgen in principe ook een verblijfsvergunning, maar die hebben vrijwel nooit een paspoort, nooit gekregen, dus wie zegt dat ze uit Iretrea komen?
Homo’s uit landen waar op homoseksualiteit de doodstraf staat krijgen ook asiel in Nederland, maar hoe bewijs je dat?
In de wereld van de vluchtelingen wordt niemand vertrouwd op zijn woord.
Later op de dag ontmoette ik Ali, een jonge Syrier.
Hij vertelde over zijn vlucht; via de Turkse grens, met een boot naar Griekenland, verder te voet door Europa tot hij in Nederland aan kwam. Hij vertelde over de kinderen die overboord sloegen en verdronken, over de criminelen die hij bij elke grens geld moest betalen. Over zijn ouders die nu in Noorwegen zaten. Hij vertelde me over de reden van zijn vlucht: omdat hij anders in dienst moest. Hij vertelde dat hij vroeger in een telefoonwinkel werkte; dat Syrie voor de oorlog een fijn land was.
Ik voelde me de IND: ik wist niet wat waar was en wat niet.

Maar dat zei ik niet. Ik zei: You speak English very good.