Afgelopen vrijdag samen met Alberto het lied ‘Alles scheef’ gezongen bij de opening van de tentoonstelling over mensenrechten en de Olympische Spelen georganiseerd door Amnesty International in Kamp Vught.
Door een lange file op de A2 bijna te laat om te soundchecken wat achteraf helemaal niet nodig bleek, omdat 1 minuut voor aanvang de geluidsinstallatie het begaf, zodat we alles akoestisch moesten doen.
Staatssecretaris Bussemakers kwam ook te laat (zelfde file), maar was gelukkig nog net op tijd om de opening te verrichten. Er was veel belangstelling van media; veel foto en videocamera’s. Maar goed dat Theo Maassen er niet was.
Daarna door naar Eindhoven om een concert bij te wonen van collega/vriend Gerard van Maasakkers en voor het eerst sinds lange tijd at ik weer eens alleen in een restaurant. Een Chinees restaurant aan een markt, waar ik, toen ze doorhadden dat ik alleen was, doorgestuurd werd naar de tweede verdieping, terwijl er op de begane grond en op een hoog maar een paar mensen zaten. Kennelijk was dit de ‘kneusjes’ verdieping want eenmaal boven zag ik dat er nog twee eenzame mannen achter een biertje voor zich uit zaten te staren.
Het was een echte Chinees: systeemplafond met gouden naden; versleten, rode vloerbedekking; een schilderij van een waterval met lichtjes; een witte ventilator in de vensterbank en door de boxen klonk Chinese Rock and Roll.
Ik bestelde een kippensoep en een Tjap Tjoy en bedacht me dat ik een krantje had moeten kopen. Als je alleen in een restaurant zit moet je iets te lezen hebben. Helaas was er geen leesportefeuille zodat ik me uiteindelijk tevreden stelde met een Kijkshop foldertje.
Toen ik dat drie keer had gelezen en het terug legde op de bar zag ik dat in de hoek het dochtertje van de eigenaar aan een tafeltje was gaan zitten. Ze was een jaar of zes, had staartjes en zat heel stilletjes een kleurplaat te stiften.
Ineens werd ik overvallen door een gevoel van ontroering. Alhoewel sinds het verschijnen van de film ‘Het paard van Sinterklaas’ elk treurig Chinese restaurant ineens iets idyllisch heeft gekregen vond ik het aandoenlijk: zo’n klein meisje tussen een paar dof voor zich uit starende, oudere heren.
En dan was dit nog een rustige avond. Ongetwijfeld werd dit restaurant regelmatig bezocht door groepen 'jolige' werknemers op bedrijfsuitje. Ongetwijfeld bestelden hier elke dag wel iemand: ‘Vijf biel’ en natuurlijk misdroeg zich hier elke week wel een een groep studenten. Ik zag het voor me: een brallende student die met zijn handen in de bami zit en roept: ‘Hee Ping, het is niet te vreten’; haar vader die lacht als een boer met kiespijn en gelaten afwacht tot ze weggaan. En dat meisje in de hoek die alles ziet.
Ik vroeg me nog even af of het nou ontroering om dat meisje was of zelfmedelijden, maar veel tijd om erover na te denken had ik niet want de de soep en de Tjap Tjoy werden tegelijk opgediend. Ik zei er niets van. Het smaakte goed.