Gisteren voor het eerst sinds lange tijd weer eens naar toneel geweest: ‘As you like it’ (Shakespeare) door het Nationaal Toneel.
Alhoewel ik het stuk jaren geleden al eens gezien had in het Amsterdamse bos kon ik mij er niets meer van herinneren.
Het is ook niet zo’n goed stuk. Meer een klucht eigenlijk waarin een jongen en een meisje verliefd worden op elkaar, maar zij moet vluchten uit het hof. Ze verkleedt zich als jongen; zij komen elkaar weer tegen in het bos en hij wordt verliefd op ‘hem’.
Toen ik de zaal binnenkwam stonden de acteurs achter het deels opgetrokken brandscherm: je zag alleen hun benen en buik. Ze bewogen zich met een soort danspasjes van rechts naar links over het podium en weer terug. Het zaallicht ging uit en Orlando (de jongen die verliefd wordt) kroop onder het scherm door en begon te vertellen. Nou, het was meer schreeuwen. Ouderwets acteerwerk: gedragen, hard en onnatuurlijk. Ik maakte me al na twee minuten zorgen of zijn stem het wel de hele avond vol zou houden.
Hij begon te vertellen over zijn achtergrond en al na vier minuten rolden hij en zijn broer (die ook onder het scherm door was gekropen) vechtend over het podium. Het was duidelijk dat ze heel boos waren op elkaar, ik had alleen geen idee waarom.
Weer vier minuten later was Orlando opnieuw betrokken bij een vechtpartij, dit keer met een man van wie ik nog steeds niet weet wat hij kwam doen noch waarom hij een slangenpak aan had.
Ondertussen bleef de rest van de cast achter het scherm maar over het podium heen en weer schuifelen en begon ik me bezorgd af te vragen of dit de hele avond zo door zou gaan. Het leidde namelijk enorm af van de tekst die toch al zo lastig te volgen was door de verschillende namen van personages die een rol speelden in het stuk. Ik ben slecht in het onthouden van namen.
Na een half uur werd het brandscherm eindelijk opgetrokken en zagen wij het hele toneelbeeld: drie enorme, hangende uien (of waren het condooms?); een paar autobanden en een stel opgezette kippen.
Het zag er mooi uit, maar omdat het hier om gesubsidieerd toneel ging vroeg ik me wel af: waarom? Je kan er namelijk donder op zeggen dat over alles vergaderd is. Alles is een keuze.
Waren de autobanden een verwijzing naar de huidige tijd? Stonden die grote hangende zakken voor de seksuele drift? Waarom liepen ze halverwege het stuk ineens leeg? Waarom kwamen er ineens levende kippen het podium op? Waarom droeg de ene acteur een levende kip in zijn armen en de ander een opgezette?
Ik kwam er niet uit.
Ondertussen ging het stuk in vliegende vaart door. Er werd veel gerend en geschreeuwd en plotseling juist weer heel gedempt gesproken. Er kwam een orgel aan twee kabels naar beneden; twee heren droegen een dode eland op; de hofnar neukte een als vrouw verkleedde man; plotseling danste het hele ensemble over het podium en zong ‘Wij hebben toverdrank, wij hebben toverdrank’ en aan het eind van het stuk trok een aantal acteurs hun kleren uit om vervolgens de liefde met elkaar te bedrijven, hetgeen mijn vermoeden bevestigde dat de regie in handen was van Gerard Jan Reinders.
Lichtelijk in verwarring verliet ik de zaal. Welke lading had ik gemist? Waar ging het over? Was het juist de bedoeling dat er zo theatraal geacteerd werd?
Even later stond ik naast Gerard Jan aan de bar. Ik wilde het hem net vragen, maar iemand was me voor. ‘Meneer Reinders’, zei hij, ‘ik vond het een mooie voorstelling, maar ik begreep het niet.’
‘Dat hoeft ook niet’, antwoordde GJ.
Zo is het maar net.